Wallroth, de dochter van mijn ver eerden professor, over u te spreken en ons gesprek eindigde daarmee, dat zij mij een heel vriendelijken groet voor u meegaf. Dat zal u misschien heel onbelangrijk toeschijnen; maar u kunt mij op mijn woord gelooven, dat ik het als iets zeer verheugends zou beschouwen, wanneer u zooals ik het geluk had, de jonge dame te kennen. Zij is niet alleen het schoonste en bekoorlijkste, maar stellig ook het reinste en edelste vrouwelijke we zen, dat ik ooit op mijn levensweg heb ontmoet. Ik kan niet aan haar denken, zonder oprecht en van harte te wenschen, dat al het aardsche ge luk eens haar deel zal mogen wor den. Zij is, zooals ik heden vernam, verloofd met een van mijn voormalige studiemakkers, een doctor Siegmund Artois en ik geloof, dat zij in hem een goeden trouwens levensgezel zal treffen. Dat ik mij desondanks over dit groote nieuws niet van harte kan verheugen, doch mij zelfs op een ge voel van zeer pijnlijke teleurstelling moet betrappen, kan ik waarschijn lijk alleen daaruit verklaren, dat ik als den echtgenoot van juffrouw Inge borg slechts een man van geheel bij zondere deugden en bekwaamheden had kunnen voorstellen zoo'n soort van stralenden held, zooals ze in de Sagen voorkomen. Maar dat is na tuurlijk heel dwaas van me, want het beslissende voor haar toekomstig geluk is toch maar, dat zij hem lief heeft Het schemerde voor de oogen van de lezeres. Zij voelde, dat haar wan gen brandden en ofschoon er van het geen er verder in den brief volgde, geen regel meer tot haar doordrong, staarde zij toch nog minutenlang kwasi-gewichtig op het papier, om den anderen maar niet door haar uiterlijk te verraden, hoe zeer zij zich sclhaamde wegens de onbescheiden heid, waaraan zij zich tegen haar wil had schuldig gemaakt. „Inderdaad een heel aardig en liefdevolle brief," sprak zij eindelijk met onzeker klinkende stem, terwijl zij het epistel aan de weduwe terug gaf. ,,U kunt met recht trotsch zijn op uw zoon." Onder geen voorwaarde zou zij zich thans bekend hebben kunnen maken en daar zij vreesde, dat men haar ronduit naar haar naam zou vragen, nam zij afscheid met een plotselin- gen haast, die voor haar vriendelijke gastvrouw stellig iets bevreemdends had. Onder het stamelen van veel woorden van dank, waarvan de warmte door haar groote verlegen heid wel een weinig beïnvloed werd, nam zij afscheid van Valentins moe der; op het voorhoofd van zijn zuster echter drukten haar frissche lippen zulk een hartelijken kus, dat Regine vol blijde verbazing naar de schoone jonge dame opkeek, door wie zij zulk een bevoorrechting werd waardig gekeurd. Niet langs den moeilijk begaan- baren weg, dien zij gekomen was, doch over den breeden landweg, die recht op den boschrand aanliep, keer de Ingeborg naar het heerenhuis van Lindow terug. De opgewektheid, waarmee zij in den vroegen morgen was uitgegaan, was vervlogen en had plaats gemaakt voor een droomerig zachte, peinzende stemming. Voort durend hielden haar gedachten zich bezig met Valentin Düringhoffen, die haar slechts tweemaal in zijn leven had ontmoet en die toch zoo veel goede wenschen voor haar had alsof zij hem door jarenlange vriendschap dierbaar was geworden. Nog steeds voelde zij een brandende schaamte in haar hart, wanneer zij aan zijn brief dacht; daarnaast echter werd toch ook een soort geheimzinnig zoet gevoel van geluk bij haar opgewekt door de bijna eerbiedige vereering, die zulk een goed en rechtschapen mensch zonder iedere zelfzuchtige nevengedachte voor haar koesterde. En zij was vast besloten, voor hem van nu af aan, voorzoover de omstan digheden het maar eenigszins toelie ten, werkelijk een vriendin te zijn. De oude vriendschap tusschen hem en Artois moest het haar wel ge makkelijk maken, den juisten weg daartoe te vinden en voor haar geest doemden allerlei vriendelijke beelden op, hoe zij later met hun drieën over het gezellige kamertje in het oude huis van den dorpsonderwijzer en zijn bewoners zouden keuvelen. Toen zij op haar kamer kwam, vond zij een brief, waarvan de en velop het handschrift van doctor Ar tois vertoonde. Zij greep er naar, maar zij legde hem weer op zijn plaats terug zonder hem open te maken. De woorden van Valentin Düringhoffen, „want het beslissende voor haar toe komstig geluk is toch maar, dat zij hem liefheeft", waren haar plotseling te binnen geschoten en hadden een onaangenaam gevoel in haar opge wekt, dat zij verbannen en verstik ken wilde, eer zij den brief van haar verloofde las, Lang moest zij den volgenden dag met de verleiding worstelen, de wan deling naar het dorp te herhalen. Slechts de zekerheid, dat het onmoge lijk zou zijn, ook bij dit tweede be zoek onbekend te blijven, hield haar tenslotte daarvan terug. Gedurende de rest van de week echter belette het onaangename regenweer haar om zulk een verren tocht nog eens te wagen. Op den vooravond van het Pink sterfeest eerst begonnen de dichte wolkenmassa's hier en daar te bre ken en de voorspelling van weerkun dige profeten, dat men van een schit terenden Pinkstermorgen zou kunnen genieten, ging gelukkig in vervulling. De oude grondbezitter van Lindow was met zijn echtgenoote uitgereden, om eenige bezoeken in de buurt af te leggen; Ingeborg evenwel had de uitnoodiging zich bij het gezelschap aan te sluiten, dankend afgeslagen en zonder dat zij zelf zoo precies gewe ten had, waarheen haar weg haar heen zou voeren, wandelde zij weer moe derziel alleen het bosch in. De richting naar het dorp evenwel trachtte zij zorgvuldig te vermijden; maar toen zij eenmaal uit de scheme ring van het dichtgebladerde woud in het vrije veld trad, bevond zij zich op den welbekenden landweg, aan het einde waarvan een slanke kerktoren als een wenkende reuzen vinger zicht baar werd. Nog maar een klein eind je wilde zij langs dezen weg wande len, voor zij omkeerde. Maar er moest wel de een of andere geheim zinnige macht de hand in het spel hebben, want het gebeurde, dat zij opeens voor het witgeschilderde tuin hek van het lage huisje stond, zon der eigenlijk te begrijpen, hoe zij in zulk een korten tijd tot hier had kun nen komen. Nu was het waarlijk den hoogs ten tijd geweest om te keeren en stellig had Ingeborg zich ook ten spoedigste teruggetrokken, als zij niet plotseling door een heldere mannenstem haar naam had hooren roepen en wanneer niet door den kleinen tuin Valentin Düringhoffen op haar toegesneld was met uitgestrekte handen en met een gelaat, alsof hem plotseling alle aard sche geluk ten deel was gevallen. Toen viel er aan een vlucht in 't geheel niet meer te denken; want in de open huisdeur verscheen ook reeds Regine's sierlijke figuurtje en met kloppend hart onderwierp Ingeborg zich aan haar lot, dat zij zichzelf verschuldigd was. Door louter gelukzaligheid over deze onverwachte ontmoeting, scheen Valentin Düringhoffen er ditmaal in 't geheel niet aan te denken, schuch ter en onhandig te zijn. (Wordt vervolgd).

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 20