Schetsen uit Zeeland. De Noormannen op Walcheren. 6 ONS ZEELAND Den laatsten tijd wordt hier en daar in ons district een vinnige vleeschoorlog gevoerd. Zooals overal zijn de boeren niet bijzonder tevreden over de prijzen, die de slagers hun voor 't vee uitbetalen. Door een loon- slager in hun dienst te nemen en het vleesch recht streeks aan de consumenten te leveren, wordt een dubbel voordeel behaald: de boeren ontvangen be duidend meer dan ze van de slagers krijgen en de koopers hébben goedkoop vleesch. Te Aardenburg gaat dan ook bijna geen week voorbij, zonder dat de een of andere boer een rund slacht. o We zijn dezer dagen even geschrokken van de be richten over een aanslag gelukkig zonder ernstige gevolgen op den trein SelzaeteGent. Het ver moeden is niet ongegrond, dat opzettelijk een stuk losse rails en een ijzeren hek op de spoorbaan zijn gelegd, teneinde een ongeluk te veroorzaken. Geluk kig zijn de daders van dit vuile bedrijf daarin niet geslaagd. Maar een dergelijke aanslag is toch niet be vorderlijk aan een rustige stemming, als men in trein of tram is gezeten. Ten slotte nog iets over de electriciteit. Zooals men weet, heeft de Raad van Bestuur der P. Z. E. M. aan de gemeentebesturen in Zeeuwsch-Vlaanderen een cir culaire gezonden, behelzende een wijziging der tarie ven voor de levering van electrischen stroom. De P. Z. E. M. hoopte daarmede tegemoet te komen aan de verschillende grieven en klachten, al enkele jaren lang geuit door gemeentebesturen en stroomverbruikers. JVJaar deze nieuwe regeling heeft allerminst de ge- wenschte tevredenheid gebracht. De vereeniging van Burgemeesters en Secretarissen in O. Z.-Vlaanderen heeft nauwkeurig de wijzigingen nagegaan en komt in een uitvoerig, gedocumenteerd rapport tot de con clusie, dat de voorgestelde regeling niet kan worden geaccepteerd. De P. Z. E. M. verstaat nog altijd niet de kunst om koopman te spelen en. de klanten tot tevre denheid te bedienen. Z, V. Eens, zoo vertelt ons een oude Frankische geschied schrijver, vertoefde Karei de Groote in een der haven steden van Frankrijk. En terwijl hij op zekeren dag in een op de zee uitziend vertrek het middagmaal ge bruikte, ontwaart hij aan den verren horizont vreemde vaartuigen, die al nader komen. De hovelingen zijn het er niet over eens van welke nationaliteit deze schepen zijn, maar de groote keizer heeft ze terstond herkend, de vaartuigen met hun omhooggebogen voor- en achter steven, waarin menschen- en dierengestalten zijn uit gesneden. En een diepe droefheid vervult zijn gemoed, want wanneer de wreede Noormannen reeds tijdens zijn leven in zijn gebied durven komen, zullen ze dan niet na zijn sterven al het vruchtbare land, dat zijn scepter beheerscht, plunderen en brandschatten en tot een woestenij maken? Keizer Karei had goed gezien; gedurende geheel de negende eeuw heeft West-Europa, en niet het minst het lage land aan de Noordzee, gezucht onder het knellende juk van de Noormannen, die overal dood en verderf aanbrachten. Kinderen des duivels noemde men hen; richtten ze niet bij voorkeur hun aanvallen op de heilige plaatsen, op de pas gestichte kerken, het nauw ontkiemde zaad van de Christenprediking verstikkende? In alle godsdienstoefeningen rees de bede omhoog: Verlos ons, o Heer, van de woede der Noormannen. En de kustbewoners zeiden: Wacht jemmen van da Nordera oord, Wuyt da grymd herna compt alle quaed foord. 1) In deze droevige episode uit onze geschiedenis speelt Walcheren een belangrijke rol. Terwijl een groot deel van Holland en Zeeland in dezen tijd nog uit gorren en schorren bestond, waren enkele der eilandjes, waaruit later Walcheren zou ontstaan, al bewoond. Aan de noordkust hadden de Romeinen reeds een be langrijk vlootstation bezeten, aan de westkust, in West- kapelle, woonden de afstammelingen der Deensche zee vaarders, die zich hier in overoude tijden hadden neer gezet. Gunstig gelegen, vooral voor den handel langs Rijn en Schelde, moest dit eiland wel een groote aan trekkingskracht bezitten voor de Noormannen, en het is dan ook niet te verwonderen, dat zij al aanstonds pogingen in het werk stelden om zich hier een vaste positie te verwerven. In 837 hooren we van den eersten aanval der Noormannen op het eiland, dat zich echter niet zonder slag of stoot overgaf. In de drie vooraf gaande jaren (834836) hadden de Noormannen n.l. herhaaldelijk invallen in deze landen gedaan, en o.a. de rijke handelsstad Dorestad (Wijk-bij-Duurstede) geplunderd en verbrand. De Keizer, bevreesd voor nieuwe aanvallen, had daarom verscheidene legeraf- deelingen langs de kust geplaatst en een hoofdsteun punt ingericht op Walcheren, dat er zich door zijn ligging gunstig toe leende om zoowel de Vlaamsche kust als den Rijnmond te beschermen. Aan het hoofd nekkige verzet verwoestten de Noormannen alles, wat van deze militaire bezetting stonden de Frankische graaf Eggehard en Hemming, zoon van Halfdan, een gedoopte Noorman, die een schuilplaats had gevonden aan het hof van Keizer Lodewijk. Misschien had men hem juist bij het keizerlijke afweerleger ingedeeld, om dat hij als gewezen Noorman gewichtige aanwijzingen kon geven voor de bestrijding van zijn landgenooten. Zoo kwam hij tegenover zijn broeder Harold, den leider der Noormannen, te staan. In den bloedigen slag die den 15den Juni, ver moedelijk niet ver van de duinen, tusschen de beide legers ontbrandde, sneuvelden Eggehard en Hemming beiden, en met hen vele andere aanzienlijken van het Wacht u voor het Noordelijke oord. Uit de grim mige landstreek komt alle kwaad voort.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 6