Zij stokte plotseling; want zij was
boos over haar eigen onhandigheid,
die iets geheel anders over haar lip
pen bracht, dan zij in werkelijkheid
had willen zeggen.
Diiringhoffen echter antwoordde,
terwijl hij voor een laatste afscheid
een buiging voor haar maakte, op
zonderlinge veranderden toon: ,,Ik
weet wel, juffrouw Wallroth, dat men
de waarde van een man alleen be
oordeeld naar z'n behaalde resultaten;
schitterende resultaten bereikt men
alleen, wanneer arbeidskracht en ge
luk samenwerken en het geluk is een
factor, waarmee men in de weten
schap evenmin rekening kan houden
als in het gewone leven, vooral wan
neer men, zooals ik, nu niet bepaald
tot de Zondagskinderen behoort. Ik
wensch u van harte voorspoedige reis
en goeden nacht!"
„Goeden nacht!" riep zij terug.
Maar het was onzeker, of hij haar
groet boven het dichtslaan van het
portier nog gehoord had.
Met een diep smartelijk gevoel in
haar hart leunde Ingeborg in de zach
te kussens van het rijtuig achterover.
Zij voelde zich plotseling zoo onbe
schrijflijk eenzaam en verlaten en ter
wijl zij op dezen stillen vreedzamen
lenteavond door de diepe schemering
voortreed, vloeiden groote heete tra
nen over haar wangen, veroorzaakt
door een leed, over welks ware na
tuur haar jonge ziel zich nog geen
rekenschap wist te geven.
Den volgenden morgen vroeg reeds
nam Valentin Diiringhoffen bewogen
afscheid van moeder en zuster, om
naar de treinhalte te wandelen die
bijna op twee uur afstands van het
dorp was gelegen. Hij verzekerde hen
glimlachend dat het voor hem bepaald
een genot was, dezen korten afstand
te voet af te leggen; want zij hadden
onder geen voorwaarde mogen weten,
dat zijn overgebleven contanten hem
de luxe van een rijtuig niet meer per
mitteerden. Een klein eind weegs
vergezelden zijn moeder en Regine
hem nog; daarop nam hij voorgoed
afscheid, totdat een kromming van
den weg de achtergeblevenen en haar
wuivende zakdoeken aan zijn oogen
onttrok. Hij schreed thans rustiger
voort, met opgeheven hoofd en hoog
opgericht, alsof hij zich juist door een
energieke inspanning van zijn wil van
een onzichtbare last had bevrijd.
In groote bochten slingerde zich de
straatweg, dien hij moest volgen, door
-het lachende landschap. Thans liep
zijn weg vlak langs een donker bosch,
in welks dicht bebladerde toppen de
morgenwind geheimzinnig fluisterde
en ruischte. Niemand behalve de jon
ge chemiker volgde heden dezen weg
en slechts het geluid van een ergens
in de buurt grazende troep runderen
scheen te willen bewijzen, dat niet
alle leven in het rustige landschap
uitgestorven was.
Toen Valentin de laatste uitloopers
van het bosch reeds naderde, meen
de hij iets wits tusschen de grijze
berkenstammen te bespeuren; maar
het voorwerp interesseerde hem niet
verder, integendeel wendde hij zijn
blikken voor de laatste maal achter
waarts, om -den slanken kerktoren,
die vanaf dit punt voor het laatst
zichtbaar werd, een weemoedig vrien
delijken afscheidsgroet toe te knik
ken.
Daarop ging hij verder en keek
eerst dan ten prooi aan de grootste
verrassing omhoog, toen hij zich door
een heerlijke, zachte, eenigszins aar
zelende stem bij zijn naam hoorde
roepen, Op een grooten, met mos
begroeiden steen tusschen de eerste
rijen boomen zag hij Ingeborg Wall
roth in een flatteus wit zomerjapon
netje als een lieflijke sprookjesver
schijning voor zich staan. Zij had haar
arm om een der slanke stammen ge
slagen, omdat de -gladde oppervlakte
van den steen haar slechts een on
zeker houvast gaf en zij keek in zulk
een bekoorlijk meisjesachtige verwar
ring op hem neer, dat het hem waar
lijk wel te vergeven was, dat hem
onder den machtigen invloed van deze
blijde verrassing het bloed warmer
door de aderen stroomde.
„Juffrouw Ingeborg," riep hij uit,
„welk een gelukkige ontmoeting?"
Zij liet den stam los, om van den
steen af te springen en hem te be
groeten, maar zij gleed op het door
den morgendauw vochtig geworden
mos uit en zij geraakte een oogenblik
in groot gevaar op den grond te rollen.
Toen breidde Valentin Diiringhoffen
beide armen uit en ving haar op, zoo
dat zij gedurende eenige seconden
stormachtig ademhalend aan zijn hart
rustte. Haar oogen waren half geslo
ten, haar zoete lippen echter waren
zoo dicht bij de zijne zoo dicht, dat
hij de machtige verzoeking niet kon
weerstaan en haar kuste.
Het was slechts een vluchtige roes
van zaligheid, een plotseling opflik
keren van den hartstocht, dat ver
dween gelijk de flikkering van een
bliksemstraal; maar de zondige ge
dachte had zich evenwel in een daad
geuit en door niets kon deze daad on
gedaan gemaakt worden door
niets!
Ingeborg had geen enkele kreet uit-
gestooten en zij was ook niet ijlings
op de vlucht geslagen, zooals hij in
den eersten schrik over zijn eigen
waanzinnige daad gevreesd had. Maar
zooals zij daar doodsbleek voor hem
stond en hem met groote verwijtvolle
oogen recht in het gelaat keek, voelde
hij zich zoo erbarmelijk klein en el
lendig, alsof hij een der meest ver
worpenen aller menschen geweest
was.
„Dat had u niet moeten doen, mijn
heer Diiringhoffen, dat niet!" zeide zij
met weemoedige ernst. „Ik wilde u
een genoegen bereiden, maar u hebt
er mij slecht voor beloond. Nu is ech
ter alles vernietigd, alles! Waarom
hebt u dat gedaan?"
„Waarom? Ik weet het niet!" riep
hij wanhopig uit, terwijl hij met zijn
rechterhand zijn hoed afrukte en met
zijn linker als een vertwijfelde wild
door zijn haar streek. „Dat ik u lief
heb, zóó lief, als een mensch een an
der slechts kan liefhebben, dat kan
ik toch waarlijk niet helpen en ik ge
loof ook niet, dat dit als een misdaad
beschouwd zou kunnen worden, zoo
lang niemand daarvan iets vermoed
had. Nu echter ja, u hebt gelijk
wat ik daar gedaan heb, was een
slechtheid en ik denk, dat ik daar
voor mijn leven lang zwaar genoeg zal
moeten boeten. Vaarwel!"
Hij wilde wegstormen, maar de
klank van haar zachte stem was het„
die hem terughield.
„Neen, blijf nog, mijnheer Diiring
hoffen!" zeide zij. ,Ik zou niet graag
willen, dat wij op deze wijze uit el
kander gingen. U hebt een onrecht
begaan, maar toch in de eerste plaats
een onrecht tegenover uzelf en ik
ik beschouw u daarom niet als een
slecht mensch. Dat was het, dat ik
u nog wilde zeggen, alvorens van el
kander te scheiden. En nu vaarwel!
Mijn beste wenschen zullen u steeds
vergezellen."
Zij knikte hem toe en was toen snel
tusschen de stammen verdwenen. Mi
nutenlang staarde Valentin Diiringhof
fen haar na als een bovenaardsche
verschijning. Het kwam in 't geheel
niet bij hem op, dat hij haar afscheids
groet toch zeker had moeten beant
woorden; slechts haar vriendelijke,
edelmoedige woorden klonken hem
nog steeds in de ooren en zijn lippen
bewogen zich werktuigelijk als om ze
te herhalen.
Toen werd achter hem het knarsen
van een vrachtwagen hoorbaar en
het zweepgeknal van den voerman.
Snel streek hij de verwarde haren van
zijn slapen weg en drukte zijn hoed
diep over het voorhoofd. Met zware