Schetsen en Verhalen.
ONS ZEELAND
13
,,Ja Snuuf," zei toen mooi Jansje,
,,Ik weet nie, 'k za is zien."
Vuuf weken bin vervlogen,
En net mie 't ouwe jaer
Toen wieren Snuuf en Jansje
Op 't prochieuus een paar.
Ziezoo, dat is noe oalles,
En vroeg er êen an Snuuf,
Oe 't mie z'n Jansje goeiig,
Dan zei ie: ,,'k En een zeer pront wuuf!"
H
1) veulentje; 2) huurloon; :i) heer; 4) man; 5) de kamer;
e) gemeentehuis.
EEN ZEEUWSCHE JONGEN ALS GOUVER
NEUR-GENERAAL
door
S. KALF.
I.
Van matroos tot gouverneur-generaal zulke car
rières worden in Indië niet meer gemaakt. Reinier de
Klerk, die in 1710 te Middelburg geboren werd, was
echter in de rij der Indische landvoogden de eenige
niet, die aldus door het kluisgat aan boord was ge
komen, of zooals men in 't leger zei: van de piek af
gediend had, om later de hoogste sport van de ambte
lijke ladder te bereiken.
In Nagtglas' Levensberichten van Zeeuwen werd
zijn figuur niet vergeten, maar uitvoeriger was de
levensschets door een voormaligen O. I. ambtenaar
met den rang van koopman, Ary Huysers, aan hem
gewijd, en van een Voorwoord voorzien door den
Indischen predikant J. C. Metzlar, Volgens deze
biografie werd hij geboren „uit eerlijke en welgezinde
ouders", Reynier de Clerck en Elisabeth Jansse. Zij
hadden hun zoon voor den handel bestemd, maar de
jongen had er weinig lust in, en ging op zijn 15de
jaar varen. Eerst als adelborst (hetgeen destijds
geenszins hetzelfde was als kadet bij de marine) op
een schip, dat door de provincie Zeeland ten oorlog
was uitgerust om de Indische retourvloot te kon-
voyeeren. Maar toen hij in 1726 zijn eerste oost-
in je-reis aanvaardde, stond hij op de monsterrol als
gewoon matroos; en evenzoo bij zijn tweede reis. Eerst
de derde maal maakte hij de reis naar Indië als derde-
waak (derde stuurman) op het Comp. schip 't Vlie-
gent Hart.
Eenmaal in Indië bleef hij varen, en werd schipper
op een bark, die tusschen Batavia en Padang voer.
Zeven reizen deed hij derwaarts, en de raad te Padang
maakte bij herhaling van zijn diensten gebruik om, tot
steun van de inlandsche bondgenooten der Comp., op
te treden tegen het sultanaat van Atjeh. De goede
afloop van die krijgstochten bezorgde hem alvast eene
bonne marque bij de regeering te Batavia, maar tevens
eene klimaatziekte, die een tijdelijke verlamming der
ledematen ten gevolge had. Sumatra's Westkust heette
reeds vroeg de Pestkust,
In 1737 had hij genoeg van 't varen, en trad als
boekhouder in den civielen dienst der Comp. Hij werd
eerlang in den rang van onderkoopman naar de Lam-
pongs gezonden, het zuidelijk gedeelte van Sumatra,
't welk destijds onderhoorig was aan het sultanaat van
Batam, op den overwal van Java. Hier moest hij als
vertegenwoordiger der Comp. optreden om een grens
geschil te beslechten tusschen den sultan van Palem-
bang en dien van Bantam. De Lampongs was des
tijds nog een „wilt en byster land", een waar tijger-
nest, doch 't bezat waarde wegens de vele peper, die
van hier werd uitgevoerd. Met een gewapend vaar
tuig voer de Klerk de rivier op en meerde bij de be
twiste grens, tusschen de beide vijandige partijen.
Veertien maanden lang bleven zijn pogingen vruchte
loos; Lampongers en Palembangers konden 't niet eens
worden. Eindelijk liet de Klerk voor zich aan den
oever der rivier een bamboehuis opslaan en heimelijk
des nachts een viertal kanonnen van zijn schip der
waarts overbrengen. Voorts liet hij bij 't aanbreken
van den dag de Hollandsche vlag hijschen, en de stuk
ken tegelijk losbranden. De inlandsche hoofden, aan
zulk een morgengroet niet gewend, zonden ijlings bo
den om naar de reden daarvan te vernemen, waarop
de Klerk tot bescheid gaf: 't beduidde dat het geduld
van de Comp. nu ten einde was en dat partijen tot
een accoord moesten komen of de kogels zouden
wel eens een anderen kant uit kunnen vliegen. Zijn
knaleffect trof doel; men kwam eindelijk tot een grens
regeling, en de Klerk nam de kans waar om ter zelfder
plaatse eene versterking te bouwen, die hij naar den
regeerenden landvoogd Adriaan Valkenier Valkenoog
noemde, 't Was een oog, dat voortaan op beide par
tijen gericht bleef.
In 1741 werd hij van dezen post teruggeroepen en
volgde als secretaris de troepen der Comp, die in
Java's Oosthoek tegen de Chineesche insurgenten
ageerden, waarna hij als gezaghebber van den Oost
hoek optrad. Hij onderscheidde zich hier door een
paar gevaarlijke tegenstanders van de Comp. onscha
delijk te maken, werd in 1744 eerste administrateur
te Samarang met den rang van koopman, en bereikte
drie jaren later den hoogeren rang van opperkoopman.
De volgende sport op de ladder was zijne benoeming,
in 1748, tot gouverneur van Banda, de eilanden van
de notemuskaat. Daar vond hij op het kleine Poeloe
Ay, tot de Banda-groep behoorende, den voormaligen
kommandeur van Java's Noord-Oostkust, Elzo Ster-
renberg, met wien hij indertijd te Samarang hoogloo-
pende geschillen had gehad. Deze Sterrenberg had
zich door zijne bestuursdaden het hevig ongenoegen
op den hals gehaald van Valkeniers opvolger, baron
v. Imhoff, en zich tevens schuldig gemaakt aan 't
schrijven van een beleedigenden brief aan dien land
voogd. Voor 't een en ander was hij door den Raad
van Justitie met een vonnis van bannissement naar
Banda gezonden. Men meende nu dat de nieuwe gou
verneur, bij wien deze geïnterneerde nog een ham in
't zout had, hem het leven nog zuurder zou maken
dan het reeds was en zijne oude grieven op hem ver
halen zou. Doch de Klerk zond hem bij zijne komst