„In de eerste plaats moet ik voor
opstellen, dat het niet slechts de ban
kier, maar ook de vriend is, tot wien
ik mij wend. Kortom: ik heb een paar
duizend mark noodig, beste Harders!'
„En u wilt daartoe vermoedelijk
eenige papieren verkoopen of ver
panden," vulde de blondte heer rustig
aan. „Het spijt mij zeer, dat u daarin
aanleiding gevonden hebt om zoolang
in de wachtkamer te blijven. Mijn
kassier zou u daarmee onmiddellijk
geholpen hebben.'
„Alles goed en wel, maar zoo heel
eenvoudig is de geschiedenis toch
niet, mijn waarde. Ja, als ik het ver
mogen van mijn vrouw wilde aanspre
ken! Maar u begrijpt, beste vriend,
dat men daartoe om bepaalde rede
nen niet gaarne besluit. En ik zelf
kan over waardepapieren van noe
menswaardige bedragen helaas niet
beschikken."
„Dat is immers ook niet onvoor-
waardeijlk noodig. Wanneer u mij
een andere bankzekerheid kunt ver
schaffen
„Zeer zeker! Ik zelf koester den
wensch, de kwestie heel zakelijk te
zien behandeld. Ik zal u dus een wis
sel overhandigen, betaalbaar drie
maanden na dato. En u zult de ge
bruikelijke intrest bij berekenen, pre
cies zooals u dat bij ieder ander
doet."
„Neemt u mij niet kwalijk, doctor,
maar u hebt, voor zoover ik weet,
geen loopende rekening bij mijn huis."
„Een rekening, neen! Maar u zult
toch, naar ik hoop, mijn eerbied
waardigheid niet in twijfel trekken".
„Niet in het minst. Alleen moet ik
er op attent maken, dat het tegen
alle koopmansgebruiken indruischt,
wissels te disconteeren, waarvoor
geen onderpand aanwezig is. U staat
op geenerlei wijze in zakelijke relatie
tot mijn huis, terwijl men u evenmin
op grond van een depot uwerzijds
een criediet heeft geopend. Uw ac
cept zou dus door ons niet eerder
gehonoreerd kunnen worden, dan op
het oogenblik dat die wissels door
'iemand geëndosseerd is, die tot onze
clientèle behoort."
De beleefde koelheid van deze uit
legging deed de verwachtingen van
Artois steeds verder dalen en het ge
lukte hem nog slechts met groote
moeite, het beleefde, zorgelooze glim
lachje te blijven vertoonen.
„U moet mij maar verontschuldi
gen, beste vriend, wanneer ik mij wat
onhandig voor doe," meende hij.
„Maar ik begrijp nu eenmaal niets
van al die dingen. Is die formaliteit,
waarover u daar sprak, dan werke
lijk zoo absoluut noodzakelijk?"
„Ik zou niet weten, doctor, hoe ik
het moest inkleeden om u op andere
wijze van dienst te zijn."
„Nu, daarvoor zou toch wel raad
te schaffen zijn, mijn waarde! Wat
ik op het oogen'bilk noodig heb, is
voor u slechts een bagatel en wan
neer u het als chef van het bankiers
huis Harders Zoon bij gebrek aan
voldoende zekerheid werkelijk niet
kunt geven, geeft u het mij dan op
mijn woord van eer en op mijn on-
derteekening als goed vriend."
„Het spijt mij zeer doctor, maar ik
ben gewoon onder zulke voorwaar
den nooit geld te leenen."
„Onder zulke voorwaarden, dat
moet toch zeker beteekenen: wan
neer ik gevaar loop het te verliezen.
Maar daarvan is werkelijk geen spra
ke. U weet, dat mijn schoonvader
een rijk man is en dat het vermogen
van mijn vrouw
De heer Harders onderbrak hem
door een afwerende handbeweging.
„Het komt niet in mij op mij om al
deze clingen te bekommeren! Niet de
zorg voor zekerheid van mijn geld,
maar mijn principes zijn het, die mij
beletten, aan uw wenschen tegemoet
te komen."
„Ah, uw principes! Stellig hebt u
hier of daar eenmaal droeve ervarin
gen opgedaan, ik begrijp dat; want
er zijn immers genoeg gewetenlooze
menschen in de wereld. Maar u zult
op grond dezer droeve ervaringen
toch juist tegenover mij deze princi
pes niet van toepassing willen ver
klaren? Reeds onze vriendschappe
lijke omgang en de omstandigheid,
dat wij beiden tot dezelfde club be-
hooren
Wederom viel de bankier hem in
de rede en thans klonk zijn stem
zelfs een weinig ongeduldig, toen hij
zeide: „Juist deze omstandigheid,
doctor, is voor mij in de eerste plaats
beslissend voor de weigering van uw
verzoek. Wanneer u niet sinds zoo
korten tijd lid van onze club was dan
zou u waarschijnlijk geweten hebben,
dat onder leden niets zoo streng ver
boden is als welnu, als een beroep
op wederkeerigen steun van dezen
aard. Wij allen koesteren den
wensch in onze clublokalen als onaf
hankelijke, maatschappelijk gelijk
staande mannen met elkander om te
gaan en daarom is het bij ons een,
zij het dan ook ongeschreven wet,
dat er niet op creddet gespeeld mag
worden en dat er evenmin een voor
schot gegeven mag worden, al was
het slechts voor den tijd van één
uur!"
„Voor deze vriendelijke mededee-
ling ben ik u werkelijk bijzonder veel
dank verschuldigd," zeide Artois met
ironisohe beleefdheid, terwijl hij zich
uit zijn zetel oprichtte. Hij had thans
iedere hoop opgegeven hier nog iets
te bereiken en was nog slechts be
dacht op een terugtocht, die voor
hem zoo eervol mogelijk zou zijn.
„Ik zal dit in den grond zeer voor
treffelijk principe in het vervolg
eveneens tot het mijne maken en ik
twijfel er niet aan, of het zal mij ge
lukken ook op dit punt evenals op
ander gebied mij mettertijd tot die
hoogte der in de club heerschende
principes omhoog te werken, waarop
de oudere medeleden in onze club
zich blijkbaar reeds bevinden. Excu
seer dat ik u gestoord heb, waarde
heer Harders! Ik denk er natuurlijk
in de verste verte niet aan, u de wei
gering kwalijk te nemen, want het
kost mij maar één woord, het geld
van andere zijde te ontvangen. Mis
schien valt mij het genoegen ten deel,
u hedenavond als partner te begroe
ten bij een partijtje baccarat."
„Ik speel alleen maar whist, doc
tor," antwoordde de bankier op zijn
koel berekende wijze met een af-
scheidsbuiging. „Goeden morgen!
„Ellendige vrek!" knarsetandde Ar
tois, toen hij den onverschillig voor
zich uitzienden portier voorbijliep en
het huis verliet. „Wat een dwaas
heid, dat ik mij ook aan deze verne
dering heb moeten blootstellen!"
Hij stapte in een rijtuig en reed
naar huis, want het was tijd voor den
lunch en hij had een bijzondere reden
vandaag niet, zooals hij anders vaak
deed, in een restaurant te eten.
De tafel was reeds gedekt toen hij
thuis kwam en Ingeborg was juist op
het punt geweest, aan haar eenzamen
maaltijd te beginnen, want zij had
zijn terugkeer feitelijk niet meer ver
wacht. Artois verontschuldigde met
eenige vriendelijke woorden zijn te-
laatkomen en ging toen tegenover
haar op zijn plaats zitten, terwijl hij,
zonder dat zij het bemerkte, met
scherpen, onderzoekenden blik haar
gelaat beschouwde.
De ontdekkingen, die hij daar deed,
konden moeilijk een prettigen indruk
op hem maken, want ook Ingeborg
had, evenals haar vader, gedurende
deze laatste maanden een opvallende
verandering ondergaan. Haar wangen
waren smaller, haar oogen doffer ge
worden en van dien jeugdigen over
moed, die haar tijdens haar verblijf
op Lindow ondanks alle voorafgegane
pijnlijke gebeurtenissen nog over
breede slooten had doen springen en
op hooge rotsblokken had doen klau
teren, was noch in haar uiterlijk,