KATTENGEDOE ONS ZEELAND 13 Alleen de oude toren beiert zijn zilveren klanken over de statige abdij, de nauwe straten en de groene, bloeiende bolwerken. Maar ditmaal zijn het geen lie deren van jonge kracht en moedigen durf, geen zangen van grootheid en macht, van strijd en overwinning. Het is het oude lied van den Psalmdichter, dat over de stad waart, en ver over de weilanden en de koren velden heengedragen wordt, tot het teloor gaat in de oneindigheid van zee en lucht. Dan legt de avond haar valen sluier over de hooge torens en de smalle straten en het leege marktplein, waar nu alleen nog maar wat lantarens staan te glim men in een witten nevel. door W. J. EELSSEMA. In haar gezellig, artistiek-ingericht boudoir, waar alles getuigde van rijkdom en smaak, die hier broe derlijk gepaard gingen, wachtte Jenny de Roo voor den zooveelsten keer in den laatsten tijd op haar vriend Jim Blake. Reeds den heelen middag had ze gewacht, vanaf het uur, waarop, zooals afgesproken was, Jim zou komen theedrinken. Ze had zich gekleed in haar mooiste japon, een avondtoilet van zilverkleu rige zijde, heel eenvoudig bewerkt, maar uiterst chique. Daarbij droeg ze een met-kleine-imitatie-parelen-be- stikte band in het donkere haar, terwijl een doorschij- nend-wit gaasje de fraaie schouders omwolkte. Ze wist, dat dit alles niet zoozeer een toilet was om thee te drinken, dat daarvoor een eenvoudiger cos- tuumpje noodig was, maar wat ze ook wist, was het feit, dat ze in dat groot toilet onweerstaanbaar knap was, en er dan een groote charme van haar uitging. Doch even zeker als ze overtuigd was van dat feit, even onzeker was ze van de vraag, of Jim vandaag wel zou komen. Zóó onzeker was ze zelfs, dat, in den spiegel kijkend, ze zich er zelf op betrapt had, dat er zich een diepe rimpel over haar voorhoofd had ge legd, en er verdriet in haar oogen was te lezen. Verdriet had ze trouwens in den laatsten tijd veel gehad, vanaf het oogenblik, dat Jim Blake haar ver waarloosde. Ze had uren lang in haar bed wakker gelegen, wanneer allerlei gedachten haar te veel plaagden, en des daags had ze wel eens geschreid, maar nooit heel lang, omdat ze zich meestal beheersch- te, Jim elk oogenblik van den dag kon komen, en ze niet wilde, dat hij sporen van verdriet op haar gelaat zou kunnen zien. Hoe die verwaarloozing eigenlijk wel gekomen was? Ze begreep het zelf bijna niet. Eerst had ze gemeend te moeten bemerken, dat Jims houding achteloozer was geworden, doch had ze zich zelf in slaap gesust met de gedachte, dat ze zich slechts iets verbeeldde. Tot ze zich zelf niet meer in slaap kon sussen, ze voor het reeds lang verwachtte, voldongen feit stond, dat het werkelijk waar was. Jim zocht steeds meer en meer uitvluchtjes, om haar maar niet te behoeven bezoeken. Eerst was het een lang blijven werken op het kantoor, daarna weer een andere reden, en ten slotte zelfs een grievende bekentenis, het te hebben vergeten. En kwam hij in het begin ten minste altijd nog een poosje, al vertrok hij dan ook spoedig weer, in den laatsten tijd gebeurde dat zelfs niet. Dan was het enkel een koud briefje of een boodschap voor de telefoon door zijn bediende, iets wat haar uitermate krenkte, maar dat ze niet liet bemerken. Jenny de Röo wist trouwens wel, waarom Jim Blake haar niet meer bezocht. Het was, omdat een andere vrouw zich tusschen hen geplaatst had, een vrouw van een demonische schoonheid, die ze verafschuwde tot in het diepst van haar hart, maar die, en dat kon ze helaas niet verhinderen, Jim boeide en hem geheel in haar netten deed verstrikken. 0, had ze ge dacht, dat onze ydille door een vrouw vernietigd moet worden, die niets of heel weinig voor ons beider leven zal beteekenen!. Want de vrouw vertoefde maar tijdelijk in het stadje, zou spoedig weer vertrekken en op een andere plaats al het leed, dat ze anderen hier berokkend had, snel vergeten zijn en misschien hetzelfde liedje daar weer herhalen. Of dan, na het vertrek van de vrouw, alles niet hersteld kon wor den, had Jenny de Roo zichzelf als vraag gesteld, waarop ze echter mismoedig met de schouders getrok ken had, omdat ze vreesde, dat dan de verwijdering tè ver gegaan zou zijn, opdat alles nog eens weer goed zou kunnen worden. Neen, had ze bij zichzelf beslo ten, er moet spoedig een verandering komen en anders is alles verloren! En ze voelde maar al te goed, dat dit geen holle frase, maar de wreede werkelijkheid was! Jenny de Roo en Jim Blake hadden kennis gemaakt op een partijtje, gegeven door wederzijdsche kennis sen; later hadden ze elkaar nog eens weer ontmoet, en zoo was het gebeurd, dat uit hun eerst oppervlak kige kennismaking weldra een hechte vriendschap ont stond. Een vriendschap, zoo hecht, dat Jenny de Roo zich wel eens verbaasd had, dat zoo iets werkelijk bestaan kon. Ze had in het begin dan ook elk oogen blik het einde van deze ydille verwacht; iets, wat ze Jim niet verborgen had. Deze had gelachen, een beetje met haar vrees gespot, en gezegd, dat ze zoo iets niet mocht denken, dat zijn naam haar een waar borg moest zijn, want Jim was toch een trouwe naam. Ondanks dat alles was de breuk echter toch eerder gekomen dan een van beiden had kunnen denken, en zoo vaak Jenny Jims woorden herinnerde, zoo vaak was ze ook bitter ontgoocheld. En toch, hoewel al haar verwachtingen in den laat sten tijd schipbreuk hadden geleden, had ze nu ook nog gedacht, dat Jim dezen keer zou komen. Ze had hem zoo uitdrukkelijk uitgenoodigd, en hij had zoo stellig die uitnoodiging aangenomen. Dat hij nu zelfs zonder een verontschuldiging durfde weg te blijven, dat had ze heusch niet gedacht, en den heelen middag was ze een prooi geweest van een spanningvolle ver wachting. Wel had ze muziek gemaakt, wel had ze getracht te lezen, maar steeds had de vraag haar bezig

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 13