14
ONS ZEELAND
ZeeuwenBezoekt Café
„De Trocadero"
Reguliersdwarsstr. 97, Amsterdam
Middag- en Avond-Concert
gehouden: Zou hij nu komen?. En ten slotte was
ze op een rustbank gaan liggen, om naar ieder geluid
te luisteren; ieder geluid, dat maar eenigszins op het
binnenlaten van een persoon geleek. Tot dusver was
dat echter uitgebleven; alleen had ze thee gedronken
en van de cake gesnoept, waarvan hij zooveel hield,
en. liet toen den moed zakken, leunde vermoeid
in de kussens achterover. Juist wilde ze de oogen
sluiten, toen haar aandacht getrokken werd door haar
twee poesjes, die lustig speelden en ravotten aan het
voeteinde van de rustbank. Totdat er een kink in de
kabel kwam, het eene poesje het andere, zonder het
te willen, pijn deed, en de laatste, boos .geworden,
de eerste een paar ferme, venijnige slagen met een
pootje gaf. Waarop de afgestrafte, eerst even beduusd,
met een verontwaardigd geluidje achteruit stoof en
daarna de half geopende deur uitglipte, waarschijnlijk
troost zocht bij de derde poes, die zich elders in huis
ophield. De achtergeblevene keek zegevierend rond,
bewust van haar ongerept-blijven, rekte zich daarop
lui uit, rolde zich als een balletje ineen en ging be-
hagelijk slapen op een punt van het divankleed.
Nadenkend had Jenny het spelletje en de afstraffing
gadegeslagen en eensklaps verhelderde een glimlach
haar gelaat. Het was moeilijk, maar zoo moest het
ook worden tusschen haar en Jim. Jim had ook
haar pijn gedaan, misschien onbewust, doch zij had
daarvoor te straffen, en dat zou ze doen ook. Het
was het beste van alles. Kort proces zou ze ma
ken!
En nog maar nauwelijks was ze met dat besluit
gereed, of ze moest het uitvoeren ook. Want op het
zelfde oogenblik werd er gebeld, hoorde ze de buiten
deur openen en toegaan, en vernam ze aan de stemmen
in de hal, dat Jim dezen middag werkelijk gekomen
was. Zonder zich te haasten, volmaakt rustig, hoewel
haar gemoed innerlijk wanhopig was, belde ze om
haar kamenier, die even, nadat Jim binnengekomen
was, in de deur verscheen. En over hun begroeting
heen, die totaal mislukte en Jim verlegen met zijn
houding deed worden, zei Jenny tot Anne:
,,Och, wil je even mijn avondmantel en waaier ha
len, en wil je den chauffeur daarna waarschuwen, dat
hij onmiddellijk met den grijzen wagen voorkomt, om
me naar den schouwburg te rijden?"
Jim stond stom verbaasd, en nog maar nauwelijks
was Anne verdwenen, om de bevelen van haar mees
teres uit te voeren, of hij barstte los:
„Maar Jenny, wat moet dit beteekenen. Ga je van
avond naar den schouwburg, terwijl ik je kom bezoe
ken?"
„Mijn waarde," spotte ze daarop licht, even wee
moedig, even bijtend, „niet voor dezen avond heb ik
je op de thee gevraagd, maar voor dezen middag.
Het is niet mijn schuld, werkelijk niet, dat jij je in
het uur van onze afspraak vergist hebt...."
Hier werd hun gesprek even afgebroken door het
binnenkomen van de kamenier met den avondmantel
en den waaier, die ze zwijgend aan haar meesteres
overreikte, om zich daarna,even bescheiden als ze ge
komen was, weer te verwijderen,
Daarna stonden de beide achterblijvenden nog een
oogenblik zwijgend tegenover elkaar, en dat oogen
blik bracht een geheele ommekeer in de gedachten
van den jongen man zoowel als in die van de vrouw.
Bewust van zijn nederlaag, pijnlijk onzeker van zijn
houding, wist de jonge man plotseling, dat hij de woor
den van afscheid-nemen en uit-elkaar-gaan, die hij
had willen zeggen, niet behoefde te zeggen. Maar te
vens werd hij zich bewust, dat hij door zijn onberaden
te-werk-gaan op het punt stond te verliezen, n.l.: een
liefhebbende vrouw, die een groote schat had kunnen
worden voor heel zijn verdere leven! En onwillekeurig
getroffen door dat pijnlijk verlies, riep hij smartelijk
uit:
„O, Jenny, wat heb ik gedaan?"
Ontroerd door dezen uitroep, en nadenkend gewor
den door de vraag of ze niet overijld te werk ging,
keek Jenny op, en las in zijn oogefreën verzoek om
vergiffenis, met een trouwe belofte, die nu misschien
beter gehouden zou worden. Toch twijfelde ze echter
nog, tot haar oog viel op de beide poesjes, die weer
vrede hadden gesloten en nu rustig met hun beiden
op het zachte plekje sluimerden. Toen verzocht ze,
vriendelijker en zachter dan ze eerst misschien be
doeld had:
„Of zou je me willen vergezellen?.... Er is nog
een plaats in den wagen, en ook een in mijn loge."
Met beide handen accepteerde hij
„O, heel graag, Jenny. Als ik mag.
„Tenzij je andere galante plichten te vervullen hebt,
Jim," kon ze niet nalaten even fijntjes te plagen.
Waarop hij zachtjes verzocht:
„Kun je me vergeven, Jenny.
Ze knikte stom, woorden had ze niet meer, want het
was haar, alsof nu alles weer goed was.
En zoo gebeurde het, dat toen de kamenier kwam
waarschuwen, dat de wagen voorstond, Jenny en Jim
met hun beiden, gelukkig als een pas verloofd paar,
instapten, maar niet naar den schouwburg reden, doch
stopten voor den ingang van het groote dennenbosch,
waar ze een heel lange wandeling maakten.
Een paar maanden later waren ze getrouwd, en
waren ze heel gelukkig; alleen zei mijnheer:
„Je zoudt bijna jaloersch worden op die drommel-
sche katten. Mijn vrouwtje verwent en vertroetelt
ze, zooveel ze maar kan, en schijnt ze afgodisch lief
te hebben.
Dat laatste was de waarheid, maar waarom dat zoo
was, dat wist 't mevrouwtje alleen en dat vertelde
ze niet aan mijnheer: Dat was en bleef haar geheim!
Zoo zijn de vrouwtjes! En daaraan iets veranderen,
is geen man gegeven!.