12 KERSTNUMMER „ONS ZEELAND" De vrijende paartjes, in kameraadschappelijke groepen verdeeld, vierden hun Kerstfeest des avonds in een daartoe door particulieren afgestane kamer, waar ze zich te goed deden aan chocolademelk, met krenten- en kruidenbrood, en, om de stemming er in te houden, aan warme punch. Of dit gebruik in dit in vele opzichten zoo exclusieve dorp nog bestaat, is mij niet bekend. Een eigenaardige gewoonte die in sommige streken van Zeeland nog steeds in zwang is, is het loopen met den rommelpot, die hier „koenkei- pot" heet. Tusschen Kerstmis en Nieuwjaar, en vooral op Oudejaarsavond, kan men in de dorpen van Zuid-Beveland, maar ook b.v. in Terneuzen en andere plaatsen van Zeeuwsch-Vlaanderen het doffe, weemoedige geluid van den konkelpot hooren. Een oude melkkan of een kleine Keulsche pot wordt met een varkensblaas bespannen, en een dik riet, hierdoorheen gestoken, wordt snel op en neer bewogen, waardoor het eigenaardige zoemende gegons ontstaat. Met dit primitieve muziekinstrument trekken de kinderen uit de minder bedeelde volksklasse van huis tot huis, en als ze op hun vraag „Magge w'is koenkele een toestemmend antwoord hebben gekregen, zingen ze op een eigenaardigen, eenigszins droefgeestigen deun, het lied van den koenkelpot Klein, klein zieltje staat achter de deur, „Klein zieltje, klein zieltje, waar treur je zoo veur „En zou ik niet treuren, ik heb er geen lot." 2) „Val neer op je knietjes en bid dan tot God. En bid dan tot God met een goed fatsoen, Dan zal hij den hemel wel opendoen. En als er die hemel is opengedaan, Dan zien we die arme zondaren staan. Een kistje met een strooien band, Zoo gaan we samen naar 't andere land. In 't andere land is het beter dan hier, Daar zingen de engelen van tierelierelier." Variant: Waarom toch zoo'n droevig, zoo'n droevig humeur? 2) Na dezen regel soms nog: Ik heb het verloren bij 't hemelsch gebod.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 32