X ONS ZEELAND Oud en Nieuw. 7 Thans eens over wat anders, We hebben hier in Zeeuwsch-Vlaanderen, en wel in Terneuzen, ook een Potemkin-kwestie. De A. R. burgemeester van Ter- neuzen heeft toestemming tot vertooning van dezen film gegeven. Dat heeft heel wat stof opgejaagd. In den gemeenteraad is hiertegen van A. R., R. K. en C. H. zijde geprotesteerd. De Burgemeester beriep zich op den A, R. Burgmeester van Amsterdam en had zich persoonlijk van den inhoud der film op de hoogte gesteld. Eigenaardig was, dat de Burgemees ter volgens het verslag in een der bladen hieraan toe voegde, dat hij de film niet zou hebben toegelaten, als Terneuzens bevolking voor 9/10 uit Anti-Revolu tionairen bestond. Mij dunkt, dat een verbod dan niet eens ncodig zou wezen, want het bezoek zou niet druk zijn. Ten slotte heeft de A. R. Kiesvereeniging een motie van afkeuring tegen het beleid van den even eens A. R. burgemeester aangenomen. X Met den Aardenburgschen burgemeester doet zich een vreemd geval voor. Den 18en September kwam in de Middelburgsche Courant een ingezonden stuk voor over de Gasthuis-kwestie aldaar, onderteekend E. de Wispelaere, wethouder. Om verschillende rede nen meende men, dat de W. dit stuk niet geschreven had en daarom droeg men aan een drietal schrift kundigen te Middelburg op dit schrijven te vergelijken met een tweetal brieven, welke zeer waarschijnlijk door den burgemeester van A. waren geschreven. En bedoelde schriftkundigen kwamen tot de conclusie, dat naar hun vaste overtuiging de drie brieven alle door één hand zijn geschreven! De Burgemeester verdedigt zich in genoemd blad tegen deze beschuldiging en zegt toe met afdoende bewijzen te zullen komen, die zijn onschuld zullen staven. t Zal zeker velen benieuwen, hoe dat zaakje af loopt. Z. V. Over het wegstervende oude jaar hangt een melan choliek floers: we weten, dat weer een jaar van ons leven voorbij" is, dat stemt tot denken. En evenals de korte dagen tusschen Kerstmis en Nieuwjaar voor bijna alle zakenmenschen een tijdperk van inventari satie zijn, zoo zal in diezelfde dagen menige man en menige vrouw, ook in ander opzicht, ,,de balans" op maken over het afgeloopen jaar. Wat heeft 1926 ons gebracht? Het kan zijn, dat er veel vreugdevolle dingen te boeken zijn en weinig ver drietelijkheden, zoodat er van zelf een dankbare blij moedige stemming over ons komt, als we dit alles nagaan; maar het is ook mogelijk, dat de teleurstel lingen zóó groot en zóó vele waren, dat het ons na de opsomming daarvan niet meer mogelijk is, de andere posten, die er toch ook zeker moet zijn, be hoorlijk te taxeeren, zoodat de winstzijde zoo goed als onbeschreven blijft. Dan is het zaak, ons niet blind te staren op die balans, maar het boek te sluiten en de kaarsjes van den Kerstboom nogmaals te ont steken. De tegenspoed mag ons wonden, ter neder vellen mag hij ons niet. Hij is altijd het sein, dat we hooger moeten, daarboven uit. En als we ernstig wil len, kunnen we de somberheid, die de balans over ons bracht, vergeten, omdat er blijdschap is in de kleuren- warmte van de Kersttooi van onze omgeving, omdat de aanblik van dat alles ons moet herinneren aan het licht, aan de warmte van de zon, die na den diksten nevel weer haar heerlijkheid geeft aan wat groeit en nieuwen bloei belooft! En dan is daar de blijdschap van de kinderen, die bij menigeen de herinnering levendig doet worden aan Kerst- en Oudejaarsvieringen uit eigen lang ver vlogen jeugd. En het is niet te zeggen, wie het meest geniet: het kind, dat luistert, of de Moeder of Tante, die vertelt van héél vroeger! Hoe, als het eigenlijke Kerstfeest vccrbij was, de boom tcch nog bleef staan tot Nieuwe- jaar. Hoe je eiken avond opnieuw nog even vóór het naar bed gaan mocht genieten van al de lichtjes. Hoe je die laatste dagen van het jaar al maar briefjes en mooi gekleurde kaartjes met in gouden letters ge schreven gelukwenschen er op, mocht verzenden aan Ooms en Tante's en nichtjes en neefjes. Hoe je Vader mocht helpen, rolletjes en pakjes te maken van kleine en grootere geldstukken, die als Nieuwjaarsfooien dienst zouden moeten doen. Hoe je stilletjes in de keuken sloop, om te zien, of de krenten en rozijnen al gereed stonden, die je van de steeltjes mocht ont doen, als Moeder het beslag ging maken voor de reuzelbollen; hoe je den geheelen Oudejaarsdag een gevoel van ernst en tevens van feestelijkheid had. Hoe je 's avonds om 5 uur met Vader en Moeder mee naar de kerk mocht, waar op al de banken kaarsjes brandden! Hoe je na de kerk niet naar bed behoefde te gaan, want het was geen gewone avond, 't was Oudejaars avond, en dan mocht je tot 12 uur opblijven! Hoe het een avond van groote gezelligheid werd met reuzelbollen en soms warme punch en tal van andere heerlijkheden en dan dat oogenblik om en nabij middernacht, waarbij je telkens op de klok keek en dan weer op een andere, en nog niet zeker wist, welke precies gelijk zou zijn! Moeders en tante's, en alle vrouwen, die zulke jeugd herinneringen hebben, zullen dankbaar met den dich ter zingen: U kan geen winter verjagen, Stralend uit zaliger tijd. Trouw zal mijn hart U bewaren, Regen en stormen ten spijt. Alle jongere vrouwen, die tegenwoordig er een eer Vervolg op bladz. 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 7