ONS ZEELAND De Zaaier. Dankbaarheid. 6 zeer goed, dat er tal van factoren (soort van den grond, ligging en groette der gronden, etc.) een woordje mee spreken, maar een onderwerp als dat is toch zeker wel waard om in studie genomen te worden. Was het niet een Zeeuwsch-Vlaamsche landbouwer (de heer Leenhouts), die op de alg. vergadering der Z. L. M. te Middelburg in het debat over de bescher ming der suiker-industrie er op aandrong, toch boven en vóór alles te streven naar de meest economische inrichting der bedrijven? Of wil men hier, in 't land van 't zware paarden ras, koste wat kost, de paarden handhaven en den tractor weren? Beschouwt men het misschien als een in de kaart der vijanden van het paard spelen, als men zich met dit vraagstuk inlaat? Ik herinner me een lezing van den heer Zonnevijlle, óók een Zeeuwsch-Vlaming, een der voormannen van de paardenfokkerij, die meende te kunnen aantoonen, dat het paard voordeeliger is dan de motor-trekkracht. Een debat tusschen deskundigen over de vraag, wie nu gelijk heeft: de man van de Fordson-tractor of de man van het paard, zou zeker interessant geweest zijn. X Over de paardenfokkerij gesproken, wil ik hier even memoreeren de optimistische uitlatingen van enkele gezaghebbende personen over de vooruitzichten voor dezen zoo belangrijken tak van bestaan voor Zeeuwsch- Vlaanderen. Jhr. J. van Vredenburch, de joviale voor zitter van het Trekpaardenstamboek, meent, dat alles er op wijst, dat voor de trekpaardenfokkerij betere tijden aanbreken, Duitschland zal wel weer spoedig koopen en in Frankrijk kan een belangrijk aantal Ne- derlandsche trekpaarden tegen een laag invoertarief worden ingevoerd. Door de stabilisatie van de Bel gische franc is den Belgischen fokker een bijzonder voordeel, dat hij de laatste jaren boven zijn Neder- landsche collega had, ontnomen. Ook gelooft hij, dat het trekpaard de vracht-auto weer zal verdringen. Dhr. Lako, ook in onze streek woonachtig, de be kwame secretaris van de afdeeling Zeeland van het Trekpaarden stamboek, meent ook, dat men zich wat moet matigen in het klagen over den slechten tijd voor de fokkers. De goede tijd, die achter ons ligt, was toch eigenlijk een abnormale. Er werd maar gefokt en verkocht, zonder op de gebruikswaarde der dieren te letten. Als de fokkers zich toeleggen op het kweeken van breede, diepe en vooral niet te groote paarden, zullen er straks in binnen- en buitenland wel zaken te doen zijn. X Moge er dus ten opzichte van de paardenfokkerij van gunstiger vooruitzichten gesproken kunnen wor den, ten aanzien van de werkloosheid is het helaas zoo niet. Kort geleden waren te Hulst eenige honder den R. K. Landarbeiders bijeen, voor wie het lid der Tweede Kamer, de heer Loerakker optrad. Door de zen spreker die daarover ook reeds vragen aan den betrokken Minister stelde werd in die vergadering gewezen op de groote werkloosheid in Zeeuwsch- Vlaanderen. De Overheid van de gemeenten, de pro vincie en het Rijk moeten hier oog voor hebben. Hon derden mannen vinden thans geen employ. Het zal moeten komen tot werkverschaffing op grooter schaal, waarbij meteen al geconstateerd kan worden, dat ver schillende gemeentebesturen alle medewerking weige ren. Slechts van Hontenisse en Hulst is bekend, dat zij wat aan werkverschaffing doen. Het is zeker te prijzen, dat steeds weer en steeds meer de aandacht op dit nijpende vraagstuk wordt ge vestigd. Dhr. Loerakker noemde het misdadig, de oogen hiervoor te sluiten. Z. V. Ik zag hem, groot, vóór purperen avondbrand, aanschrijden langs de bloeibereide voren; met zegenend gebaar zaaide hij 't koren, ernstig den mond en oogen: Godsgezant Een verre vogel deed zich lokkend hooren, een lieflijk vleien kwam van d' anderen kant. Hij stond, en staarde mijm'rend over 't land, de rustige ziel in eindloosheid verloren.... Dieper gloeiden de stille wolken aan den gestrekten einder.... en de zaaier waande er, zalig ontroerd, der heem'len paarlen poort.... Dan, of hem God met zacht-berispend woord en vriendelijken lach, tot arbeid maande, schreed groot vóór d' avondbrand hij weder voort. JAN H. EEKHOUT. Het lijkt zoo eenvoudig en het is al zoo'n gewoonte geworden: als iemand ons een stoel aanbiedt, laten we het ,,Dank U!" onmiddellijk volgen, zonder er, ook maar even, over na te denken. Er zijn echter op deze wereld tal van menschen, die grootere gaven of hun bewezen diensten, ja zelfs weldaden, op dezelfde ma nier accepteeren, en dank zeggen, op denzelfden toon, zonder eenig waarlijk gevoel van dankbaarheid. En als wij het nu toevallig zelf zijn, die ons voor zulk een medemensch opofferingen getroostten en wij tot de onaangename gewaarwording komen, dat de ander doet, alsof het zoo behoort, zijn wij, ondanks de meest al reeds vroeger opgedane ervaring op dat gebied, toch steeds weer min of meer teleurgesteld. Soms zelfs zijn we bitter ontgoocheld, als we al het mogelijke om iemands bestwil gedaan hebben en die zelfde iemand geen greintje dankbaarheid laat blijken. We hebben het meer dan eens hooren verkondigen, dat de echte weldoener geen zelfzucht kent, dat het geen „geven'' meer genoemd kan worden, maar een „verkoopen wordt, als wij voor eiken vriendschapsdienst een zeker

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 6