ONZE Fcrc
OP HF I
S
De vori£ ive
de fototgin
onze toc!n| o-
wintersch m!a
.getuigen;! ga v
eenige ai;l|in
vooral it^«e!
der scheag ui
de had* I
thans eetjk
leven ddath
vrouw, r| rc
niet rninc|et(
is dan |va
sterkt ge.'ht
man vooB
laten wcBgei
het verb; hiel
het sf|§vo
„Lest I b(
Een Zuid-Bevelandsch Binnenhuisje, met alle attributen, daarbij behoorend: de zingende
waterketel, de blinkende kachel, de koffiepot, de huisvrouw ende breikous,
de traditioneele, die reeds vele zusjes had en als 't een beetje wil er
nog meer zal krijgen. Men lette op de tegelbekleeding.
Het domein der landbouwersvrouw eindigt niet bij de muren der huiskamer, In haar
moederlijke zorgen zijn ook de knorrende, kakelende, loeiende en hinnekende
hofgenooten betrokken. Bles kent de vrouwe en de vrouwe kent Bles.