Vraagt Uw winkeliers: VAN VOORNVELD's Anijstabletten De opzienbarende moord te Ierseke. Maandagavond, toen hij op weg naar huis was is te Ierseke de 35-jarige Marinus Bier steker in de Julianastraat overvallen en vermoord. Bewoners van de straat kwamen op het geroep „moord" naar buiten en een kleinè kwestie het schoonmaken van een kerk vonden B., badende in zijn bloed, stervende. In de verte hoorde men iemand op klompen weg- loopen. De politie heeft 's nachts A. R. als de vermoedelijke dader ge arresteerd. Voor zoover bekend heeft deze om Biersteker van het leven beroofd. We geven van dezen gruwelijken moord, die in Ierseke veel beroering heeft gewekt een foto. Hierboven is de plaats afgebeeld waar men Biersteker hevig bloedende vond. In den inzet het slachtoffer, dat een vrouw en tien kinderen onverzorgd achterlaat, 3 stuks voor 10 cent. Eén tablet voldoende voor een halve Liter melk derweg aangeboden of in het rijtuig geworpen waren, een paar ruikertjes en liep daarmede naar den opeen gedrongen kring der boerinnetjes, waarvan er een paar bijzonder op die bloemen gecharmeerd schenen te zijn. Met eenige vriendelijke woorden bood de koning haar de bouquetjes aan, en zeide: „Ziedaar, neem dit van mij aan, dan hebt ge een gedachtenis aan uw koning". De eene werd met de zaak verlegen. Aller oogen en daaronder eenige met een zekere jaloezie op zich ge vestigd ziende, begon ze te beven en maakte zich, of schoon terdege op het mooie geschenk passende, stille tjes in het gedrang uit de voeten. Met de andere was het juist omgekeerd; fier en trotsch op de haar te beurt gevallen eer, stak ze handig den ruiker op de borst, wierp een opgetogen blik op de menigte en riep nog lang naderhand in haar Zeeuwsch dialect tot de omstanders: „Kijk, van den koning! Nu ben ik ge lukkig! Als ze nu maar niet verlepten! Hoe jammer, dat ik ze niet op sterk water kan zetten!" waarop men door haar vriendinnetjes zoo iets hoorde mompelen van „een goeie man" en „een beste konienk" en zoo al meer. Toen de koning zich enkele oogenblikken later naar het ringrijden begaf, om dit nationaal-Zeeuwsche ge bruik bij te wonen, legde hij eenzelfde innemendheid aan den dag. Terwijl de jonge Westkappelaars naar den ring staken, elk in de hoop een der door den koning uitgeloofde prijzen te bemachtigen, mengde deze zich met een innemende vriendelijkheid onder de menigte en onderhield zich nu eens met dezen, dan weer met geren der mannen, en ondervroeg hun met de meeste belangstelling naar allerlei dingen. Toen de koninklijke prijzen waren afgereden overhandigde Willem III ze persoonlijk aan de overwinnaars, wat de geestdrift nog hooger deed stijgen. Teen hij vervolgens weer in het rijtuig wilde stappen en daarbij een sigaar wilde aan steken, vroeg hij aan een der dijkwerkers uit de menig te, of bij vuur kon maken. „E, ja wel," zei de man en maakte terstond vuur door middel van vuursteen en tondeldoos. „Mooi zoo!" sprak de koning, „maar hoor

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 11