„Ons Zeeland" verhalen Als de lasso suist ZeeuwenBezoekt Café „De Trocadero" ONS ZEELAND 13 Heb Beppie daarover streng onderhouden, op ver moeden van leugenachtigheid. Vermoeden bleek ge grond. 7 Februari. Vanavond in de soos heeft mr, Mierick van Peuteren het gezelschap zeer vermaakt met de volgende rechtsgeleerde puzzle: Wanneer een hond door een auto wordt overreden en daarbij zoo vree- selijk jankt, dat een dienstmeisje er een appelflauwte van krijgt en tegen een glazenwasscher aanvalt, waar door deze met zijn ladder de deur van een huis openstoot en de bewoner, door den daardoor ontstanen tocht, een griepaanval krijgt, zoodat ijlings een jongen naar den apotheker moet worden gezonden, waarna deze ongelukkige het medicijnfleschje laat vallen en het drankje verloren gaat, wie moet dan het receptje betalen? Mr. v. Mierick loofde een gulden uit voor de goede oplossing. k Heb het geld niet gekregen; wel hoofdpijn. 8 Februari. „China in Holland" heeft te mijnen huize, hedenmorgen voor 't eerst gezongen, bekende melodie: „Ik heb toch zoo'n last van mijn duizeligheid". Vermeende te mogen constateeren, 't goede teeken, dat 't kind geacclimatiseerd was. Lies'oeth had liever, dat ze niet zoo vlug gewend was geweest wanneer ze het op die wijze uitte; tenslotte t schaap verzocht naar huis en bed te gaan als duizelig heid aanhield. Wybo, mijn oudste, heeft haar gedreigd, 't hoofd bestuur van de nationale vereeniging tot veredeling van den Volkszang te ontbieden. Ik zal dat natuurlijk beletten. De opvliegendheid van dien jongen! Een verhaal van jaloezie uit het wilde Zuid-Amerika. Naar het Spaansch. In het Noorden van Argentinië ligt in het als „Pampa del Infierno bekende vlakte van het Chaco-territorium de Estanza „Campo Largo", een veefok-farm van tach tigduizend morgen groot. De naam „Pampa der Hel" lijkt niet zeer toepasselijk; de oude Mayordomo, die het groote goed al twintig jaar bestuurde, zei altijd dat Campo Largo, met zijn manshooge weiden, zijn koele bosschen en den eeuwig-blauwen hemelkoepel er boven, eerder den naam van Paradijs verdiende. Voor zoover hij hiermede de natuurlijke schoonheid en de idyllische ligging van dit van de buitenwereld afgesloten kleine koninkrijk bedoelde, had hij zeker gelijk. Maar de bewoners zijn er wild en ruw en als de Gauchos (veehoeders), bij gebrek aan beter tijd verdrijf, op de lange Zondagen in de cantine van Don Luiz wat rijkelijk aan Bacchus hebben geofferd, komt het meermalen voor, dat op zich zelf onbeteekenende meeningsverschillen tot zulke felle twisten uitgroeien, dat al spoedig het mes, dat iedere Gaucho onder de ruwe bloese draagt, den redeloozen scheidsrechter is. Op een dag was er sensatie op Campo Largo. Onder de weinige post die een postbode-te-paard eenmaal per week op de hoeve bracht, was ook een telegram voor den Mayordomo geweest. Deze, Don Felipe, had daarop terstond twee Gauchos met muildieren naar het dichtsbijzijnde station (dat op ongeveer een dagreis afstand ligt), gestuurd om een Senorita af te halen, die inplaats van de overleden oude onderwijzeres, de kinderen van de op Campo Largo arbeidende Gauchos de edele kunst van lezen, schrijven en rekenen zou moeten Ieeren. Senorita Enriqueta kwam den volgenden dag, verge zeld van een onnoemelijk aantal kisten en koffers °en verwekte, zooals gezegd, niet geringe sensatie. Men had een oud, uitgedroogd juffertje verwacht en nu ontpopte zich deze leermeesteres der jeugd, als een beeld van een meisje van achttien jaar met schitterende oogen en een zwart page-kopje. als een fijn dametje dat hier in deze ruwe, rommelige, onverzorgde omgeving, wel heel weinig op haar plaats scheen. Maar dat was ook al weer een verrassing: ze was heelemaal niet trotsch; ze deed ongegeneerd mee aan den ruwen schei ts van de Pampa; ze kon wild en onverschrokken rijden als een man en ze kon ook heel handig met de lasso overweg, zoodat ze al spoedig door de manne lijke bewoners van de Estanzia, niet alleen bewonderd werd, maar ook een groot aantal stille aanbidders onder hen verwierf. De eenige die zijn vereering voor Enriqueta niet onder stoelen of banken stak, maar er integendeel erg mee te koop liep, was Pablo Sanchez, de tweede mayor- dome op de hoeve. Hij was een intelligente, knappe jongen; een beetje cynisch en brutaal en een ruiter die voor niets stond, zoodat het niet kon uitblijven, dat hij op een jong, frisch meisje indruk moest maken. Maar toch werd Enriqueta niet hals over kop ver liefd op haar forschen en dapperen bewonderaar, in tegendeel, ze ging hem systematisch uit den weg om dat ze bang was voor een liefdesverklaring die ze, dat wist ze vooruit, niet anders dan met een vriendelijk- medelijdenden glimlach had kunnen aanhooren. Liefdes verklaringen waren dingen, die ze altijd onweerstaan- baar-komiek vond en daarbij kon ze zich niet ontvein zen, dat Pab o Sanchez ondanks al zijn bewonderens waardige kwaliteiten haar in den grond net zoo onver schillig was, als de vele mannen die haar al vroeger op de gloeiende bekentenissen van hun liefde hadden onthaald. Ze wist eigenlijk niet precies wat de heeren bedoelden; ze kende het gevoel dat hun bezielde een voudig niet! Reguliersdwarsstr. 97, Amsterdam Middag- en Avond-Concert

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 13