LINNEN STEMPELBANDEN
voor „ONS ZEELAND"
Firma 6EBR. RITTER, Nieuwe Molenstraat 26
ONS ZEELAND
of zij en de overige strooistertjes niet een glaasje met
hem willen drinken, wat ze, hoewel eenigszins bedeesd,
met de woorden „Leve de koning! graag aannamen.
De Domburgsche en Westkappelsche boerinnetjes kon
den zich nu gelijkelijk op 's konings gunst beroemen.
Van geheel anderen aard was het tooneel dat zich,
op den terugtocht naar Middelburg, te Serooskerke
voordeed. Ook hier werd de koning met gejuich be
groet en met een toespraak van den burgemeester ver
welkomd, maar toen de stoet zich weer in beweging
zette, verving een plechtig koraal de luide vreugde
kreten; met ongedekten hoofde zong de bevolking het
derde vers van Psalm 134 toe. Typisch is de beschrij
ving die een Franschman, die van dit voorval getuige
was, er van gaf in de Temps, het bekende Fransche
dagblad. Hoewel deze weergave niet van overdrijving
vrij te pleiten is, en de schrijver klaarblijkelijk Seroos
kerke met een ander dorp heeft verward, is ze toch te
eigenaardig dan dat ik ze hier niet zou laten volgen,
^,De koning" aldus begint onze Franschman zijn
verhaal „had zich des Zondags van Middelburg
naar Domburg begeven, een dorp dat zeebaden op
levert. Het weer was prachtig, de zee was kalm. De
wegen waren met bloemen getooid. Alle dorpsbe
woners van het eiland met hun schilderachtig en be
vallig kostuum waren aan den weg geschaard. Om
naar de stad terug te keeren nam men waarschijnlijk
een anderen weg, dan eerst het plan was geweest; men
kon dit tenminste naar den haast te oordeelen, waar
mede deze goede lieden hunne wegen tooiden, wel aan
nemen, Men komt nu aan een visschersdorp, half be
graven in de duinen; daar was niets gereed gemaakt.
Het dorp is arm, bloemen zijn er zeldzaam, er was
geen enkele eereboog. Maar er was iets beters. Aan
beide zijden van den weg bevonden zich de dorpelin
gen, de mannen ter rechter-, de vrouwen ter linker
zijde, die, zoodra zij in de verte den vorstelijken stoet
zagen naderen, een psalm begonnen aan te heffen,
Het was alles wat zij konden doen. Zij zongen, naar
men mij zeide, het laatste vers van den 134sten psalm,
op deze wijze den goddelijken zegen afbiddende op
het hoofd van den koning. Deze liet het rijtuig stap
voets rijden en bewoog zich aldus langzaam met ont-
blooten hoofde en zichtbaar bewogen tusschen de twee
rijen van zangers, onbewegelijk als voor een wapen
schouwing. De zon ging heerlijk onder in de purper
kleurige zee. De langzame zangwijze van den psalm
paarde zich aan het regelmatig geluid der golven, die
op het zand braken. Ik ben niet mystiek, maar ik ver
zeker u dat ik tot tranen geroerd was bij dit heerlijk
tooneel. Het was op deze wijze dat hunne vaderen
den Zwijger ontvingen, toen hij hun kwam vragen om
tot in den dood te strijden voor vaderland en geloof.
Het scheen alsof de aloude leeuw van Zeeland, die
steeds uit de wateren opsteekt met zijn devies „Luctor
et emergo" zich wakker schudde bij die plechtige tonen,
en ik dacht bij mij zeiven dat de dynastieën wel op
vaste grondslagen zijn gevestigd, die haar roem stellen
in de handhaving der vrijheid".
Ook bij 's konings bezoek aan de overige eilanden
van Zeeland en aan Zeeuwsch-Vlaanderen deden zich
JAARGANG 1626
zijn verkrijgbaar a f 1,60 per stuk franco per post f 1,85 bij de
ROTTERDAM
na toezending v. Postwissel of overschrijving op Postrek. No 51885
herhaaldelijk dergelijke aardige of treffende tooneel-
tjes voor. In het vierde en vijfde district bleek ook
nu weer de grootere uitbundigheid der bevolking, hier
meer verwant aan het Vlaamsche element dan in de
andere deelen van Zeeland. Deze uitte zich o.a. ook
in de dicherlijke onderschriften waarmede vele inge
zetenen hun huizen versierd hadden. Zoo had een bak
ker in Hulst voor zijn woning een transparant opge
steld dat een bakker voorstelde, die bezig was een
man als een brood den oven in de schieten. Daaronder
stond te lezen:
Die zijn koning niet wil minnen,
Schuif ik zoo den oven binnen.
De koning, aan wiens aandacht niet veel ontging,
lachte er om toen hij het zag en sdhonk later dit merk
waardige en gulle getuigenis van koningsgezindheid
graag een plaatsje in zijn verzamelingen.
In den namiddag van den 30sten Mei nam Willem
III aan het veer van het Zijpe afscheid van de auto
riteiten en verliet de provincie Zeeland weer, ten hoog
ste voldaan over de hartelijke ontvangst die hem over
al te beurt was gevallen. Een zestigtal banieren van
de Zeeuwsche eerewachten werden op zijn verzoek
naar het Loo gezonden waar ze, tot twee schilder
achtige trofeeën geschikt, de herinnering aan de Mei
dagen van 1862 nog lang bewaarden.
Misschien is ook van dit bezoek de volgende anec
dote afkomstig, die mij alleen van mondelinge over
levering bekend is en waarmee ik deze aanteekenin-
gen over het bezoek van Willem III aan Zeeland be
ëindig. De koning dan zou van Middelburg over den
ouden Vlissingschen weg naar Vlissingen rijden. Bij
de Abeele woonde een welgestelde en zeer bekende
boer, die in tal van vereenigingen en besturen zitting
had en erg Oranjegezind was. Even voordat de koning
langs zijn huis komt bemerkt hij tot zijn schrik dat de
vlag over den stok gewaaid is. Vlug klimt hij in een
boom en juist als de vlag weer vrij uit hangt, rijdt de
koning er in zijn rijtuig onderdoor.
Den volgenden dag wordt de boer, in zijn kwaliteit
van lid van het polderbestuur of iets dergelijks, aan
Willem III voorgesteld, die met zijn sterk geheugen
hem terstond herkent. „Zoo", zegt de koning, „was
u het niet dien ik gisteren in een boom zag zitten, toen
ik langs de Abeele kwam?"
„Ja Sire," antwoordt de aangesprokene, „de vlag
woei onklaar en daarom...."
„Neen, neen," viel de koning hem in de rede, „dat
is niet mogelijk, vriend, de Zeeuwsche vlag waait nooit
onklaar,"