ONS ZEELAND „Ons Zeeland" verhalen De Nephentes eet biefstuk Een plantaardige fantasie II De Spiritistische Séance 14 Overigens 'n aardige man, die dr. Doorloop. Komt uit Zeeuwsch-Vlaanderen. Vertelde me, dat momenteel Terneuzen de vooruitstrevendste plaats van Neder land is. Daar doen ze aan ,,Einsteinerei", „realiviteits- theorie" en „vierde dimensie". Ter boekstaving daar van, toonde hij mij volgende bericht uit provinciale bladen: „Dr. H. B. v. Nes, sinds 1881 geneesheer te Terneuzen, daarna een aantal jaren in Indië, om ver volgens in zijn eerste standplaats de practijk weder te hervatten, zal weldra zijn practijk neerleggen en te de Bildt gaan wonen". Heb 't wonderbaarlijk gevon den. Vreemd! Vreemd! Een koude rilling liep mij over den rug; zoo een soort koude rilling als de mensch alleen in de aan grijpende, tragische momenten van zijn leven voelt. Ella, zei ik op plechtig-somberen toon, schrik niet: het is de Nephentes die gespuwd heeft. Mijn vrouw liet den aardappel vallen. Met man nenmoed stond ik op, vreezende voor het luguber- vreemde schouwspel, dat zich voor mijn oogen zou ontrollen. Mijn somber vermoeden bleek juist. In de onder kaak van den bloesem zwommen onze biefstukjes in een heel nieuwe saus, die men in geen kookboek ter wereld vinden zal. Onze vriendelijke plant had het heele zaakje naar binnen gewerkt en in mijn verbouwe reerdheid leek het me alsof zij daar stond en zich triumphantelijk de tanden uithaalde! Het was natuurlijk onze eigen schuld, want we had den er bedacht op moeten zijn, dat een plant, die vleesch eet, zich, wanneer hij verwaarloosd wordt, zooals hier het geval was geweest, ter wille van deze voorjaarsmantel van mijn vrouw, zich middelen weet te verschaffen om het begeerde voedsel te bemachtigen. Ik wilde den tafelschuimer direct buiten de deur zetten. Maar mijn vrouw, die, zooals U al wel ge merkt zult hebben, een zacht karakter heeft, smeekte om genade. Het zou dan ook wel jammer geweest zijn als ze dit voorloopig onuitputtelijke onderwerp van conversatie met haar vriendinnen niet meer in natura kon demonstreeren! Zoo krijgen we een eter meer in onze toch al niet kleine huishouding. en wat voor een eter! We schudden eiken dag een schaaltje bouillon-vleesch in de vratige muilen van onze „kamerplant" leeg, maar het was alsof ze ons met een hongerigen blik blééf aankijken. Op een dag dat we kalfs-ragoüt aten, moesten we letterlijk onze borden vasthouden. Later hoorde ik, dat het inderdaad wetenschappelijk is vastgesteld, dat de Nephentes Carnivora dol is op dit gerecht! Een dood-enkele maal hebben we plezier beleefd van de vraatzucht van ons „Beestje". We hadden mijn schoonmoeder op visite en die zocht als een gek naar haar nieuwe veeren boa. Ik had wel in de gaten waarop de Nephentes in zijn hoekje stilletjes aan het kauwen was, want er hingen hem nog een paar vee- ren uit zijn mond. Maar ik zei lekker niets. Op een keer heeft het plantje een flinke straf gehad. Dat was toen Louise bij het afruimen het busje cayenne-peper vergeten had. De Nephentes vloek te als een huzaar maar gelukkig in bloementaal! Dit was het begin van het einde. Toen ik eens 's avonds laat thuis kwam zag ik, dat al de kaken der Nephentes-bloesems klapperden. De stengels zwaai den heen en weer en uit de bloemen steeg een werke- lijk-ondragelijke dranklucht op. Er was geen twijfel mogelijk: de Nephentes was aan den drank geraakt! Dat deed de deur dicht. Men zou ten slotte een kamerplant kunnen dulden die biefstuk en kaas- korsten at, aan het vloerkleed knabbelde, naar de bee- nen van de kinderen hapte en schoonmoederlijke vee- ren Boa's verschalkte, maar een plant die alcoholist was, kon ik in het belang van de goede zeden in mijn gezin niet dulden. Het einde was dan ook, dat ik haar moest neer schieten. door J. P. BALJé. Een gezelschap van eenige dames en heeren genoot op een prachtigen zomeravond van het mooie schouw spel, dat de ondergaande zon altijd weer opnieuw biedt. Het discours, dat in verband met hun dichter lijk gemijmer, het laatste kwartier kwijnde, leefde weer eenigszins op, toen de gastvrouw van dien avond, Mevr. Ter Kuile, thee serveerde. „Zoo'n zonsondergang herinnert me altijd weer aan mijn vele reizen," vatte Verspijck het gesprek op. „Tallooze malen heb ik ervan genoten en dat onder zeer verschillende omstandigheden en in vele verschil lende landen. En altijd brengt dat schouwspel je weer onder zijn bekoring." „Hé, mijnheer Verspijck, U zult op Uw reizen wel heel wat hebben meegemaakt, vertelt U ons eens van Uw avonturen," noodigde Mevr. Ter Kuile hem uit. „Och, Mevrouw, wat ik U vertellen kan, zult U al zoo dikwijls in kranten, tijdschriften of boeken gelezen hebben, dat ik U misschien maar zou vervelen. Na tuurlijk beleef je wel eens interessante dingen. Voor stellingen van fakirs in Indië bijvoorbeeld en spiritis tische séances, welke ik in Amerika veel heb bijge woond, hebben altijd zeer veel indruk op mij gemaakt. Van een fakir heb ik als aandenken dit kleine sieraad ten geschenke gekregen." Verspijck maakte een klein ivoren beeldje, een slang voorstellende, van zijn hor logeketting los en overhandigde het aan de gastvrouw, die het op haar beurt weer doorgaf.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 14