mm1) EMPCEDEn
V
Leger des Heils.
Schetsen uit Zeeland.
Worstelend Zeeland
door
ONS ZEELAND
7
Eiken Zaterldagschen avond
zingt er wel een uur of twee,
op de Markt van Zeeland's hoofdstad
'n koortje van de Heilsarmée.
En ze zingen in den zomer,
als de avondhitte gloeit,
en ze zingen in den winter,
als een elk de kou verfoeit,
als de rauwe regenwinden
jachtend striemen naar benee,
altijd krijgt de buitenstaander
'n vleugje idealen mee.
In een gummi regenjasje,
onder de tompouce van Moe,
kijkt een kleine zus aandachtig
en met open mondje toe,
Mammie, wat zijn dat voor menschen?
Dat zijn Heilssoldaten, snoes.
En die dames met die hoeden,
zijn dat Heilssolvrouwen, moes?
Moes, waarom staan die te zingen?
Voor de arme menschen, toet.
Moes, die man daar, die ze uitlacht,
weet die dat dan nog niet goed?
En de arme menschen zelf, moes,
weten dié. Kom nou maar schat,
goed je kraagje dicht, dan gaan we
fijn om lekkers in de stad.
Moes, als Pappie arm zou wezen,
luisterden wij ook wel hé?
Ja. zegt Moes en neuriet zachtjes
even met de zangers mee.
WILLEM TELL II
A. M. WESSELS DOUW.
Ook andere gedeelten van Zeeland moesten het dien
dag ontgelden. Het ergst was Noord-Beveland er aan
toe. Dit werd geheel overstroomd en kostte aan dui
zend menschen het leven. Noord-Beveland weet er
alles van. Zelfs 66 jaar lang, was er geen Noord-
Beveland op de Zeeuwsche kaart.
Zocals gemeld, bleef de stad dan gespaard, doch
helaas na niet langen tijd zou ook zij verzinken.
't Is 21 jaar later, 14 Januari 1551. Nog altijd lag
Reimerswaal op den Zuid-Bevelandschen grond. Op
dezen datum werd ze echter weer door een vreese-
lijke overstrooming geteisterd, waardoor de stad dagen
lang onder water stond. Met deze ramp was het lot
der stad vrijwel beslist, daar Reimerswaal thans door
het water ondermijnd was. Tot 1574, dus 34 jaar lang,
hebben de bewoners om het behoud der stad met de
zè'e geworsteld. Helaas, het was te laat! Telkens
brokkelden gedeelten af en spoedig lag Reimerswaal
aan alle zijden in het water. De golven der Schelde
spoelden aan alle zijden tegen de muren der stad.
Deze waren natuurlijk niet gebouwd om de golven te
stutten als een zeewering, en het was dus geen won
der, dat in 1557 een groot deel der muur instortte en
het water vrij en ongehinderd door de straten der
stad spoelden. Achtereenvolgens stortten ook het on
dermijnde Stadhuis, de groote R.K. Kerk en het
klooster in.
Daar al het omliggende land verzwolgen was, sprak
het vanzelf, dat men de benoodigde levensmiddelen
van buiten de stad moest halen, zoodat de Reimers-
walers naar Goes of Bergen op Zoom moesten, om
zich hiervan te voorzien.
Nu bleek dat de afgunst en naijver, tusschen de
twee Zuid-Bevelandsche steden Goes en Reimers
waal die lang bestond, niet geweken was. Want de
marktmeesters van Goes beletten aan hen, die uit de
beproefde stad kwamen, hun inkoopen te doen, voor
en al eer de Goesenaars zich zelf op de markt van
alles voorzien hadden, van hetgeen ze hebben wilden.
De Staten van Zeeland grepen echter in en bevalen,
dat de Roemerwalers gelijke rechten hadden. Geluk
kig dat het tegenwoordige bestuur van Goes er anders
over denkt. Ze heeft thans een harer nieuwe straten
in het nieuwe bouwplan, naar hare ongelukkige zuster
stad genoemd. Roemerwalerstraat
In 1643 vertrok de laatste inwoner der stad, terwijl
het in 1684 slechts een hooggelegen eilandje meer was,
dat slechts 12.— opbracht.
Het archief en de Privilegiën, van deze goede Zeeuw
sche stad werden naar Middelburg gebracht en als
een kostbare bezitting bewaard.
Na dien tijd zag men er wel schepen heengaan, om
steen te halen van de bouwvallen. Maar thans in 1927
ziet men niets meer, dan een wijde waterplas, waarop
eenmaal den 29 Januari 1574, de beroemde zeeslag
geleverd werd tusschen de Spanjaarden onder Geimes
en Romero en de Zeeuwen onder Admiraal Lodewijk
van Boisot, waarin eerstgenoemde sneuvelde en
Romero slechts kon vluchten om zijn leven te redden.
Van dezen strijd, hing grootendeels het behoud van
Zeeland af.
Is het wonder, dat bij een herinnering aan het ver
leden van Reimerswaal, een dichter het vol smart
uitte in een dichtwerk, dat aldus aanvangt:
,,0 machtig Reimerswaal! dat als een flonkersterre
,,Bij Zeelands steden blonk; 'k Zie u niet meer
van verre,
„Daar van uw Ringmuur zelfs geen stuk mocht
blijven staan.
„Geen enkele torenspits, blinkt mij van ver meer
aan.
G
Vervolg op bladz. 10