ONS ZEEcAND De liefhebber van pannekoek. 13 Daar leefde eens in Puttershoek, In Beveland, welbekend, Al lang geleên, een zekeren boer, Een forsche stoere vent. Hij had zijn brood, maar was niet rijk, Zooals de boeren zijn Van heden, die als groote lui, Ook knappen hun flesch wijn. Ook was hij minder grootsch en trotsch; Zijn dochters speelden niet Op de piano, maar het land Alleen was haar gebied. Hij was bij iedereen bekend, Als onvermoeid en sterk. Geen boer was vlugger en als hij Van vroeg tot laat aan 't werk. Maar zie, dat was wel noodig ook, Want jaarlijks met St. Jan, Dan moest hij naar zijn landheer heen, Die 't pachtgeld op streek dan. Dat was voor Klaas, zoo heette hij, Een schoone, blijde dag; Geen tijd, waarop men in 't gansche jaar, Zoo vergenoegd hem zag. Dat is vreemd, zegt zeker menigeen, Want wie houdt niet zeer graag Zijn geld op zak of achter slot? 't Uitgeven is een plaag. Nu, ja, dat is zoo, maar voor Klaas, Was dat een schoone tijd, Omdat hij dan een ganschen dag, Van werken was bevrijd. Niet dat het werk hem tegenstond.... Zooals ik voren zei, Was dat zijn lust, maar ieder heeft, Eens graag een dagje vrij. Wanneer hij dan het pachtgeld bracht En afgerekend had, Dan wachtte in de keuken van Den landheer hem altijd wat. De keukenmeiden bakten dan, Een pannekoek of tien. En Klaas, die at zich dik; het was Een lust om hem te zien. Want pannekoek, met schijven spek, Daar hield hij zooveel van, Niets was voor zijn gehoor zoo schoon, Dan 't sissen van de pan. In huis at hij ze dikwijls ook, 't Is een echt boerenmaal; Maar 't zat er dan zoo goed niet aan, Ze waren meestal schraal. Doch in de keuken van 't Kasteel, Daar was nooit geen gebrek, Aan goed en deugdzaam weitenmeel, En dikke schijven spek. En daarom bracht Klaas vroolijk steeds, Het pachtgeld op St. Jan, Het vrije dagje stond hem aan, Maar 't meest de koekepan. Zoo ging dan Klaas weer eenmaal heen, En deed getrouw zijn plicht. Maar wat deed in de keuken toen Zich op voor zijn gezicht? De keukenmeiden zag hij niet, Zooals verleden jaar, Maar wel een man in 't wit gekleed, Met glimmend, krullend haar, Die in de keuken meester scheen, En op het groot fornuis, Aan 't stoven en aan 't bakken was. Klaas vond dat heel niet pluis! En dacht: ,,Waar is mijn pannekoek?" Helaas, de man ging heen, En liet Klaas zonder pannekoek En hongerig alleen. ,,'t Is raar!" zei Klaas en snuffelde, Eens in de keuken rond, Tot hij in doven van 't fornuis, Zijn pannekoek eindelijk vond. Maar vreemd! Het waren er geen tien, 't Was er maar één, maar één, Een dik, maar raar soort pannekoek, Doch 't smaakte goed, zoo 't scheen. 't Is waar, het spek ontbrak er aan, Maar 't ding was toch zeer vet En zoet, Neen in zoo iets had Klaas Nog nooit een tand gezet. Hij at met smaak, maar 't was een toer, Zelfs voor zijn groote maag; Doch 't laatste vierde laten staan, Deed hij toch ook niet graag. En toen er niets meer over was, Dan een paar kruimpjes, stak Hij 't pijpje aan, en zette zich Recht goed op zijn gemak. Nu kwam ook de Sinjeur weer in, Die in den oven keek, En toen hij daarin niets meer vond, Geraakte heel van streek. Hij zag naar Klaas, die lachend nog Eens op z'n buikje streek; 0, schrik! Hij zag de kruimels, en werd als een lijk zoo bleek, ,,Zeg kerel!".... riep hij,wat heb jij Wel met de taart gedaan?.... Spreek boer!" De goede Klaas zag hem Heel doodonnoozel aan En zei: „Een taart? 'k Weet daarvan niets, Wel man, wat meen je toch, Ik at mijn pannekoek naar gebruik, Hier zijn de kruimpjes nog!" De kok, want dat was de Sinjeur, Liep woedend naar de zaal, Waar een zeer rijk gezelschap was, Vereenigd aan het maal. En toen hij alles had verteld, Toen lachten allen luid, En legde de landheer, die 't begreep, Het aan zijn gasten uit. Klaas ging weer heen, door het geval, Niets van zijn stuk geraakt. Lang heugde hem die pannekoek, Want zij had goed gesmaakt. H i AMnpM BangorHotel(Nederlandsch)4 en 5 Torrington LvJIN L/CTN Square W. C. Achter het British Museum. Centraal en Rustig. Phone Museum 1899. Telegrams: Families London. Logies en Ontbijt 7/6—8/6, Pension 10/6 en 12/6 per dag, per persoon. Per week vanaf 3.3 tot 4.4. Hollandsche Keuken. Bondshotel A N. W. B. en K. N. M. V. Spec, arrang. voor groepen, Gids en tolk aan het Hotel verbonden. Aanbevelend, W. JOH. DAMMAN, eigenaar. Lid N. C. R. V.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 13