FOTO-CORRESPONDENTEN HET JOURNAAL VAN PHILEMON ZIJDEWIND 12 ONS ZEELAND Ellendig wrak en onwezenlijk scheen het inwendige van dit tragisch torenlijf. Deerlijke gaten in het ge- muurte, overal; hier en daar lagen hopen puin. Soms brak de wenteltrap ineenen af om vervangen te wor den door een versleten, verveloos leerke. „We zin d'r, 'ooger kunnen we nie'." 'n Hooge, deemsterige ruimte. Boven ons gonsde ge heimzinnig het uurwerk. Vier dikke, eiken balken, weer andere schragend, lagen op evenwijdigen afstand van elkander, op den bultigen vloer. Er was slechts een enkele opening in den muur. Smal en manshoogte. Ternauwernood drong een beetje daglicht naar binnen. Wij blikken naar buiten, over de golvende velden. Zwijgend. Dan verscheurde de grijze gids eensklaps de snoerende stilte rondom ons en iets aangrijpend- weemoedigs sidderde in zijn oude, gebarsten stem toen hij stamelde: en doar was de zee...., niks as de zee, tot gunter. 't is toch wreed, eeh meneer, 't is toch wreed, eeh...." Kort daarop bevonden wij ons weder beneden. Mijn cicerone klopte met den knokkel op dat schild, het welk mijn nieuwsgierigheid zoo prikkelde. Dan begon hij, bijna plechtig en met iets nog in zijn stemklank van de ontroering van zooeven: ,,In vroegere eeuwen was Sint Anne een groote ploatse. D'r wier vooral vele gevischt, van doar da' anker in zin woapen. En die 'alve moanekiek e keer ierHij bracht mij bij enkele, vrijwel ongeschonden grafzerken, naar zijn zeggen ongeveer 15 jaar geleden achter den toren opgegraven. In een dier zerken zag ik, levensgroot uitgehouwen, een devote priesterfiguur, gekleed in een breede Soutane, met gladde plooien afhangende tot op de geschoeide voeten, die rustten op het dek van een mastloos vaartuig. De zerk droeg nergens een jaartal. De legende nu, mij door mijn gids naar aanleiding van deze figuur verteld, komt hierop neer: Er heerschte paniek in de goede stede van Mude. Op het marktplein, vóór het gemeentehuis, woelde een tierende menigte. Anders zoo kieskeurige, deftige bur gers en kooplieden stonden thans, bezig gesticulee- rend, luidruchtig te kavelen met de simpelste vis- schers- en ambachtsluyden. Wat was gebeurd? (Wordt vervolgd.) (Gecondenseerd extract) 23 Maart. Sinds twee dagen Lente. Heb heden winterjas weer opgezocht en demi weggesloten. „Ne derland munt uit door ruilverkeer", zei Wybo. De jongen kan bepaald geestig zijn. Van wie hij het heeft mag Joost weten. Herinner me nog, hoe eertijds, toen baker hem meedeelde, dat hij 'n zusje gekregen had, met dolle geweld dit nieuwtje aan zijn moeder wilde vertellen, wat natuurlijk minder noodig was. Post directeur, die primeur van buitenlandsche telegram men heeft, vertelde me in vertrouwen, dat Italië ver moedelijk een inval zou doen in Albanië, om ver- Wegens uitbreiding van onzen foto-dienst worden in verschillende gedeelten van Zeeland FOTO-CORRESPONDENTEN gevraagd, die in staat moeten zijn goede opnamen van diverse gebeurtenissen in hun omgeving te vervaardigen Sollicitaties met opgave van verlangd honorarium te zenden aan de Redactie. Voorts hebben we op veler verzoek besloten al onze lezers iii de gelegenheid te stellen mede werkenden te worden aan onze foto-afdeeling. Wie een aardige foto van een aardig onderwerp heeft gemaakt zende deze aan de Redactie, die dan opname in „Ons Zeeland" overweegt. Voor inzendingen, die geplaatst worden ontvangt de inzender een verrassing, welke ongetwijfeld tot verdere mede dinging naar een plaatsjein „Ons Zeeland" animeeren zal. Vooral foto's van actueele voorvallen komen spoedig voor reproductie in aanmerking! Uitgever „Ons Zeeland". volgens Joego-Slavië te tuchtigen. Hij raadde me dringend aan, een gokje te doen in castor-olie. Be dank er feestelijk voor; heb leergeld betaald met dui zend mark-biljet. 24 Maart. Weinig geslapen vannacht. Kon niet minder. Nederland waakte en ik met hem. Tegen den morgen ingedommeld. Verschrikt tot bewustzijn weer gekeerd. Gat in den dag. Eén troost! Aan den hemel de zon van Austerlitz. Als gunstig voorteeken be schouwd. Kwam precies uit. Kwart over twaalf bulle tin gelezen. Hoera! Verdrag verworpen. Onzen aard niet verloochend; onzen heldenaard! Ha, ha! Niet voor niets gaan we dagelijks om met de leeuwen, de brieschende leeuwen op onze halfjes, centen en vier- duitstukken. Heerlijke dag. Mijn oogen schitterden, mijn borst ontstoken in blakenden gloed. Eén naam zweeft me steeds voor den geest: Van Speyk! O, alé de Belgen weer een oorlogsbodem van ons bestorm den, geen oogenblik zou ik aarzelen om van hier te roepen: „laat ook dien in de lucht springen!" Ik heb nog wel durf. Ik voel: Gelijk vandaag schreef ik nooit. Moet toch eens iets aan de weet zien te komen over dat verdrag. 25 Maart. Met Breeduitstra geestdriftig gesproken over de nationale gebeurtenis van gister. Wederom de leeuwen op onze munten herdacht. Hij knikte instem mend en zei iets over de cent van Paul van Vlissingen. Deed of ik het snapte. Met klem betoogd, dat verwer ping te danken was aan adresbeweging. Ik teekende veertienmaal. Breeduitstra geloofde het ook. Na zoo veel „Zijdewind", grapjaste hij, moest de zaak wel over stag. Toch geen onaardige kerel die Breeduitstra. Even onthutst door zijn mededeeling, dat van Karne- beeks opvolger gekozen zal worden uit de adressan ten. Ziet er leelijk voor me uit, Ben altijd ongelukkig in de loterij. Mijn vrees geuit. „Ken je plicht", zei

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 12