6 ONS ZEELAND Breskens uitgeschreven vergadering, welke bezocht werd door ongeveer veertig belanghebbenden: ver tegenwoordigers van Ouder-commissies, Volksonder- wij saf deelingen, Groene Kruisafdeelingen, van bet Onderwijzers genootschap, den Bond van Nederland- sche Onderwijzers en door hoofden van scholen uit Breskens, Oostburg, Nieuwvliet, Groede, Schoondijke en Biervliet, heeft de heer C. Hoek (Vlissingen) in een met innige aandacht gevolgde rede uiteengezet de on misbaarheid van den schoolarts. Het betoog van den heer Hoek kwam, in 't kort, hierop neer, dat het schoolgaand kind zeer vele gevaren bedreigen, die door niemand anders kunnen worden bestreden dan door den man, die zich geheel en al wijdt aan het kind: den schoolarts. Naar aanleiding van deze rede nu en op voorstel van Dr. J. G. Rademaker, de Breskensche Gemeente- Secretaris, besloot de vergadering alle gemeenten in Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen om samenwerking te verzoeken teneinde tot het aanstellen van schoolartsen te kunnen komen. Welke gemeente, vragen wij ons af, zou de bedoelde samenwerking kunnen weigeren? X Er is, geloof ik, geen plaats in Zeeuwsch-Vlaande ren, waar het vereenigingsleven weliger tiert als in het toch zoo verdeelde Aardenburg. Daar hebben wij nu bijv. het Aardenburgsche Meisjeskoor, dat onder de eminente leiding staat van mevrouw Van den Broecke- De Man en ons, vergissen wij ons niet, al meer dan één lente vergastte op een, waarlijk alleraardigst ge speeld, zangspel. Thans heeft het Meisjeskoor ons verrast met „Een Bloemenspel", geschreven door de leidster zelf. De inhoud van dit zangspel is wel een tikje, doch heel aannemelijk, pessimistisch. Verscheidene bloemen n.l. hebben Bloemenfee ge vraagd naar de aarde te mogen gaan en daar te leven als mensch onder de merschen. Bloemenfee verzet zich, zij wijst haar kinderen op het harde van het aarde-leven, maar de bloemen houden aan: zij hebben zich immers de schaduw-kleurige aarde tot een Para dijs gedroomd? Dan zwicht Bloemenfee voor hun aan drang. Zij veranderd de bloemen in menschen. Natuurlijk stelt de aarde de mensch-geworden bloe men erg teleur, en in een plotseling hevig opstormend hongeren, trekken zij op zoek naar het door hen ver laten rijk, waar de liefelijke Bloemenfee troont. En vinden. Gaarne schenkt Bloemenfee hen weder de oude gestalte terug. De opvoering van dit zangspel slaagde zóó goed, dat, naar ik verneem, door menigeen in de omliggende gemeenten het verlangen kerbaar is gemaakt, het Aar denburgsche Meisjeskoor ook daar eens te kunnen hoo- ren in „Een Bloemenspel". v. d. E. Wie van het heden niet leert, verstaat de toekomst immer verkeerd. Elkander leeren begrijpen is de groote levenskunst. A. LIJSEN Als deze regelen in druk verschijnen, is 't waar schijnlijk al gebeurd. Bij leven en welzijn heeft de heer A. Lijsen Middelburg en Zeeland dan reeds ver laten, en is hij van bekende en hooglijk gewaardeerde persoonlijkheid in een provinciestad van kleine ver houdingen, geworden een van de vele ongenoemden, die in de massa der Hollandsche residentie verloren gaan. Toen ik den grijzen, op het eerste gezicht uiterlijk al bejaarden, innerlijk nog zoo jeugdigen en vitalen musicus opzocht in zijn groote ouderwetsche woning, die zoo volkomen past bij de Middelburgsche kade waarop men door haar hooge kleine vensters uitziet, was de op banden zijnde gebeurtenis duidelijk te bemerken. Het huisgezin maakte zich op voor de verhuizing, de hal klonk hol, in de anders waarschijn lijk met veel zorg geschikte voorkamer vormden meube len en ander huisraad, voor het meerendeel al „ont takeld", een artistieke chaos tusschen de grootere kost bare voorwerpen, die nog hun voormalige plaats in namen. De heer Lijsen was in den waren zin des woords door „Ons Zeeland" overvallen, het duurde daarom enkele minuten voordat het interview over de aarze ling heen kwam. In het aangrenzende vertrek was mevrouw Lijsen met een hulp, voor de reis aan het sorteeren en in pakken. De stemmen klonken tot voor door, van tijd tot tijd werden ook wel enkele woorden tot ons ge richt, huishoudelijk, tusschen de bezigheden in. Het verzoek om een portret van het slachtoffer, bracht in de andere kamer het geluid van schuivende laden, de wedervraag op den drempel of het misschien een ver lovingsportret mocht zijn (zij: „mijn man staat daar zoo mooi op, weet u". Hij, na een vergoeilijkend ge baar: „mijn vrouw ziet me zoo graag jong, hè".) gaf daarop het vroolijke tintje aan het weifelend onder houd, dat meermalen een goede introductie tot het innerlijk is gebleken. Het interview „liep". „Op 19 jarigen leeftijd dan, verliet ik het conser vatorium in Den Haag en ging ik naar Parijs om ver der te studeeren. Totaal ben ik 4 jaar in Frankrijk ge weest, heb er als violist aan verschillende orkesten en theaters gewerkt. De laatste 2 jaar hoofdzakelijk in het Zuiden van Frankrijk en in het Noorden van Spanje. Toen ik 23 was reisde ik naar Holland terug om er organist en kapelmeester van de schutterij in Frane- ker te worden. Mijn verblijf daar was niet van langen duur, in October 1879 werd ik benoemd tot leeraar

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 6