„Ons Zeeland" verhalen
Het Bedrog
14
ONS ZEELAND
Haarlem nog een monument staat voor Laurens Jansz.
Coster, die de boekdrukkunst niet uitvond moeten wij
ons koest houden, meende hij.
22 April. Kleine onaangenaamheid met, of liever
door Sientje. Eergisteren was er een juffrouw ge
weest, met een busje, die voor weet-ik-wat genoot
schap op een of andere grondslag, een fooitje ver
langde. „Daar geven we niet aan", zei Liesbeth tot
Sientje. „Daar geven we niet aan", zei Sientje tot de
juf met het hand-auto-busje. Dat was verkeerd en
daarom 't kind er op gewezen, dat zij in den vervolge,
bij dergelijke boodschappen, den naam moest voegen
van de overheidspersonen, die haar de opdracht gaven.
Sientje besproeide haar belofte tot beterschap met
eenige tranen, om derzelve waschechtheid, zooals Wybo
fraai zei, te demonstreeren.
Vandaag de crisis. Mevrouw de weduwe Kukel-
meyer, plaatselijke grootheid, bijgenaamd de „thee
tante", die, naar booze tongen beweren, aan het afleg
gen van lange, vervelende visites sukkelt, waartegen
zij de huizen harer kennissen als kuuroord gebruikt,
naderde doelbewust onze woning. Met een prachtig
gebaar, deed Liesbeth de kamer ontruimen en com
mandeerde aan Sientje: „Zeg dat er niemand thuis is".
Ze vloog toen er gebeld werd. „Mevrouw zegt, dat er
niemand thuis is", kefte ze ijverig. Liesbeth werd blauw
in 't gezicht, Sientje zwom weer in tranen. We zul
len nog een badhuisje moeten bouwen.
23 April. Kleine wandeling gemaakt langs stede
lijke singels, vervolgens langdurigen wedloop, met
mijn hoed, die afwaaide. Ik had verloren wedstrijd
zoowel als hoed in dien Breeduitstra niet had in
gegrepen. Toch 'n aardige kerel! Zeeuwsche vrind
beter als Zeeuwsche wind. Breeduitstra vertelde me
nog dat het laatste kievitsei door een Wolphaartsdijk-
schen boer gevonden was. Opgezonden aan de Konin
gin. Eer voor de provincie,
24 April. Dezer dagen 'n briefje gezonden aan oom
Bernard, die leeft van 'n bescheiden pensioentje en
nog eens zal sterven aan z'n asthma. Had in bedoeld
briefje met veel geestdrift, de schoonheid der bloese-
mende boomen in het Zeeuwsche landschap beschre
ven. Vond hedenmorgen 'n kaartschrijven in de post
box, vermeldende, dat oom, indien hij geen tegenbe
richt kreeg, zich in persoon wilde overtuigen van al
dat moois. Kan er niet van eten. Breek m'n hoofd,
hoe ik dat gevaar moet keeren. Huisgenooten zien me
bezorgd aan. Ze doen lief tegen me. Ze moesten
eens weten!
25 April. Briefkaart geschreven aan Oom Bernard,
dat storm der laatste dagen, alle schoonheid der bloe-
semend.e boomen in het Zeeuwsche landschap, wegge
vaagd heeft en dat we veel hinder hebben van morgen
middag-, avond- en nachtmisten. Ik hoop dat 't helpt!
Kinderen ongewoon lastig. Beppie vecht met Wybo
en Jossie rolt om den haverklap met breekbare voor
werpen van de trap. Vacantie te lang. Ze vervelen
zich. Geklaagd tegen dr. v. Puffelen, dir. der H. B, S.
Die deed me verwijten. Ik begreep 't belang der kin
deren niet. Vacanties veel te kort; nimmer te lang.
Nog eens belang van 't kind. Hij wandelde vergenoegd
verder. Thuis vond ik Wybo met bloedende wang:
Beppie hinkte achter een gezwollen oog en Liesbeth
zat met een verbandtrommel naast Jossie, die
schreeuwde.
26 April. In de leeszaal interessant artikel gevon
den over gilde-wezen en moderne organisatie. Goed
gedocumenteerd naar de soos en daar handig 'n boom
opgezet over de wonderen der organisatie. Weer veel
succes. Breeduitstra was er ook; van royeeren
hoorde ik niets hij vertelde naar aanleiding van
mijn betoog, dat in Groningen de melkboeren zoo'n
sterken bond hebben, dat er momenteel uit de kas,
studiereizen naar Amerika bekostigd worden. Gister
was er een afdeeling naar de Niagara-watervallen ver
trokken. Merkwaardig.
door
J. P. B a 1 j
Gezeten op z'n kantoortje, pakte hij zijn particuliere
correspondentie uit. Zijn aandacht werd getrokken
door 'n brief, waarop z'n adres niet geschreven of
getypt voorkwam, doch gevormd werd door letters,
welke uit de krant waren geknipt. Nieuwsgierig opende
hij den brief. Deze was op dezelfde wijze als het adres
samengesteld. Met gefronste wenkbrauwen las hij het
anonieme schrijven:
Uw vrouw bedriegt U. Terwijl U 's middags
op het kantoor bent, bezoekt zij een ander. Wilt
U zich overtuigen? Ga dan 's middags tusschen
3 en 5 uur naar Willemsparkweg No..... Het
dienstmeisje zal U geleiden.
Wat een flauwe mop, zeker een kwajongensstreek.
Ja, hij had wel wat anders te doen, dan politie-agent
spelen. Zijn drukke kantoorbezigheden lieten derge
lijke flauwiteiten niet toe. Zijn vrouw hem bedriegen!
Stel je voor! Ze had het toch goed? Hij werkte toch
hard voor haar, gaf haar mooie kleeren, prachtige
cadeaux, gewoon gekkenwerk haar te verdenken. Weg
met dat vod. In de prullemand, of nee, liever verbran
den, de jongste bediende kon er praatjes over rond
strooien, als hij 't toevallig vond. Zie zoo, dat was
gebeurd, en nu gewerkt en niet meer aan die nonsens
gedacht.
Toch werkte hij dien dag niet zoo prettig als anders
en vroeger dan gewoonlijk ging hij naar huis. Toch
eens wat beter op z'n vrouw letten. Onder het eten
keek hij haar af en toe verstolen aan. Wat zag ze er
toch knap uit ondanks haar 38 jaar, Had-ie den laat-
sten tijd niet eens meer opgemerkt? 't Zou geen won
der zijn als een ander. Maar och, wat een gezwam,
dat kon toch immers niet! Weg die gedachten! Nu
ruimde ze de boel wat op. Ze zong er bij, een lieve
stem wel. Wat was ze vroolijk, dat had ze de laatste
jaren niet meer gedaan, gezongen. Deed ze wèl veel,
toen ze pas getrouwd waren, zong hij ook wel eens
mee, kon nu niet meer, veel te druk. En nü zong ze
weer, zou ze toch van een ander. Wat een absurd
idee toch van 'm om steeds aan dat kwajongensbriefje
te denken. Hij zou maar kalmpjes de krant gaan