ËJSSBIANCHE VSRGBNIA ONS ZEELAND 15 inhalig. Zijn wederhelft daarentegen: klein, goedig, meegaande en de onbaatzuchtigheid in persoon. Toen dit brave mensch dan ook 's avonds voor zichtig opmerkte; „Nu dienen we toch wat te geven", grauwde Gerrit al heel gauw terug: „Komt terecht hoor ouwe, daar zal ik wel voor zorgen." De nacht bracht inderdaad den gewenschten raad. Een schitterend idee was in Kobus' brein opgekomen en toen hij dien goeden inval, in het rustige hoekje van zijn tuin had uitgewerkt, schokte zijn groot lichaam van ingehouden vermaak. „Is Griet er nog niet?" vroeg hij aan zijn vrouw. „Ze zal wel dadelijk komen, Gert", meende deze. „Zou geen wonder zijn," bromde Gerrit, „die is altijd en eeuwig over tijd," Griet was het meisje-voor-halve-dagen, 'n kleine ge wiekste rakker, met vinnige kijkers en dunne haren, welke ze naar oude zede, zonder noemenswaardige uit komst tot een vlecht je vereenigd had. Ze had haar diensten verhuurd voor drie kwartjes per week, maar niet dan na de verzekering te hebben gekregen, dat zij een jaarlijksche verhooging van 50 pCt. zou ont vangen. Bovendien was ze als kind in huis, alleen. wanneer 't op eten aankwam, moest ze de deur uit. De tijd, die lag tusschen 8 en 12 uur 's morgens, vulde zij met het bedrijven van prutskarweitjes een en ander afgewisseld door scherpe verhooren, welke Gerritbaas haar afnam, omtrent vermeende vermissin gen van korrels suiker, teugje melk, enz.; gebeurte nissen waarvan Griet verzekerde, met begeleidende, ontkennende bewegingen van hoofd en ineengesnoerd strengelt je, dat ze er geen snars van afwist. Eindelijk kwam de verwachte opdagen en na een stevige vermaning omtrent 't plichtsverzuim en 'n som bere voorspelling betreffende haar toekomst, werd Griet naar den kruidenier gezonden, wien zij eenige vriendelijke woorden moest toevoegen, om hem tot af gifte van een kartonnen doos te bewegen. Vervette haalde vervolgens een oud en gehavend olie- en azijnstel uit de kast en zei tot zijn, zooals gewoonlijk verbaasd kijkende vrouw: „dat zeilen we hun present geven." „Durf je dat te geven?" vroeg ze angstig. „Komt terecht ouwe", grijnslachte Gerrit. „Je zei ers zien. en we redden 't met een dichte buul". CIGARETTES Toen hij de kamer binnenstoof, zag hij tot zijn ver ontwaardiging, hoe Griet op den regenput stond en met een langen droogstok hevige slagen op den pere boom uitdeelde, Gerrit zag terstond in, dat niet de afkeer tegen den boom, maar de begeerigheid naar deszelfs vruchten, de oorzaak was van die kastijding; hij stormde naar het raam, sloeg alarm op de ruit en bulderde: „Leelijke dief! Als ik tijd had...." Griet, die zich eerst 'n aap schrok, kalmeerde merk baar, toen ze van de haast vernam. „Er zaten spreeuwen in, baas", schreeuwde ze. „Lieg nou maar niet, aap van 'n meid!.... Zater dag ga je de laan uit. begrepen!" Hoe kort de reis ook was geweest: Vervette's zenu wen waren de felle schokken alweer te boven toen hij zijn bestemming bereikte. Beheerscht bromde zijn stem een gelukwensch, en verneep bijkans de vinge ren der bruid in zijn geweldige knuisten. Na dit staal tje van lichaamskracht, achtte oom Gerrit den tijd ge komen, om ook de grootmoedigheid zijns harte te too- nen, waarom hij stenstorde: „Je cadeautje is onder weg hoor", en daar hij nu de kans schoon zag, om alle praatjes die er over zijn schrielheid circuleerden, den kop te pletteren, voegde hij er aan toe: ,,'t Zal je mee vallen bruidje". Tante lachte zenuwachtig, deed druk; de pluimen- tak, die haar hoed sierde, danste op den klop van 'r hart, een woeste tarantella. Bruiloftsdag! Vervette stond met zijn ega gereed naar de plaats des huwelijksheils te vertrekken. Met inachtneming van een eerbiedigen afstand, had Griet zich voor haar heer en meester opgesteld, om de laatste order te ontvangen. „Nu breng je dat pakje," zei Vervette wijzend op een pakket dat de tafel bekroonde, „vanavond naar de post.... vooral niet vroeger, .denk daarom." Griet knikte serieus. Vervette deelde nog eenige vermanin gen uit, herinnerde aan de spreuk: „Eerlijk duurt 't langst" waarna aftocht. Gerrit had nog geen honderd stappen op straat uit gezet, toen hij zijn horloge miste. „Loop jij maar door ouwe," gromde Gerrit en ging spoorslags terug. Bruiloft in vollen gang. Overvloed van gerucht en geneugten; ceremoniemeester weerde zich puik; geen wanklank. Aan oom Gerrit was, dank zij de toezeg ging, een eereplaats aangewezen; hij troonde breed-uit in volle macht en majesteit. De bruid allervriendelijkst; ze had zelfs al een por tret van oom en tante gevraagd. Oom beloofde alles, gaf nu reeds een menigte economische wenken en be pleitte juist de voordeelen van Argentijnsch vleesch en Australische boter, toen in de deuropening een der oppassters met een pakket verschen. „Een pakje uit Slikkeveer," zei de vrouw. „Het cadeau van oom Gerrit", juichte de bruid dankbaar.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 15