Transvalia Rijwielen
Belangrijke Prijsverlaging
DE BESTE
ONS ZEELAND
9
SEIZOEN 1927
Brengen slechts één kwaliteit in den Handel
HEERENRIJWIEL met vrijwiel, handrem,
kettingkast en Transvalia Supra-banden f
DAMESRIJWIEL dito uitstellingf 77.
Overal verkrijgbaar bij de bekende Agenten.
reeds de derde der vijf goede steden" van Zeeland;
alleen Middelburg en Zierikzee hebben ter Statenverga
dering stem vóór haar, Goes en Tholen zijn haar min
deren in rang. In deze eeuw valt ook haar bloeitijd,
als centrum van niet minder dan achttien welvarende
dorpen, in twintig ambachten gelegen, waarin vele
hofsteden, heerengoederen, lusthoven, sloten en kastee-
len verrezen. Een steenen muur, met torens versterkt,
omringde de stad; drie poorten gaven toegang tot het
rondomgelegen land. Met haar twee kerken en haar
evenve'e kloosters was Reimerswaal de geestelijke
hoofdstad van geheel Zuid-Beveland. Het privilege dat
graaf Willem III haar reeds in 1315 had geschonken,
maakte haar tot de stapel- en marktplaats van alle
goederen die uit Brabant naar Zeeland en in omge
keerde richting vervoerd werden. Wel legde in 1450
een geweldige brand twee derden der stad in de asch,
maar zoo groot was de energie der inwoners, dat de
stad weldra met nieuwen luister uit haar puinhoopen
herrees en binnen korten tijd tot grooter aanzien dan
immer tevoren was gekomen.
In 1520 begint de rij der jammeren die Reimerswaal
te gronde zouden richten, Wederom werd de stad in dit
jaar door een feilen brand geteisterd, die meer dan
driehonderd woningen en vele pakhuizen in dé asch
legde. Nauwelijks had de stad zich ook eenigermate
van deze ramp hersteld, of de St. Felixvloed van 5
November 1530 scheen haar met algeheelen ondergang
te bedreigen. De westenwind wies reeds in den vorigen
morgen aan tot een geweldigen storm; met hevige snel
heid steeg het water, en op den middag, nog enkele
uren voor hoogwater, stroomde de zee reeds over enkele
dijken. Nog hield de dijk bij Lodijke het uit, maar ook
deze werd meer en meer bedreigd. Einde'ijk begeeft ook
hij het, en men brengt den heer van Lodijke ijlings
het bericht dat de dijk, ter wijdte van nog geen twee
ellen, doorgebroken is. Indien hij bevel geeft met man
en macht het gat te stoppen, kan het water wellicht
nog gekeerd worden. Maar de heer van Lodijke
aldus vertelt de volksoverlevering denkt er niet aan;
smalend zendt hij de boodschappers weg en zegt hun,
dat het hem een genoegen is de zee voor zich te zien
arbeiden, daar ze kosteloos en in korten tijd een haven
graaft, juist daar waar hij er reeds lang een had ge-
wenscht, maar wegens de hooge kosten niet had kunnen
verkrijgen. Met deze boodschap gaan de mannen heen.
Het gat was weldra 30 el'en breed en 40 ellen diep
geworden, zoodat aan stoppen niet meer viel te denken,
én ongehinderd stortte de zee het vruchtbare land
binnen, alles vernielend wat zij op haar weg ont-
ontmoette. Achttien bloeiende dorpen werden over
stroomd, tal van menschen vonden in de golven een
entijdigen dood. Nog heden staat de plaats van de
doorbraak bij de schippers bekend als het gat van
Lodijke.
Alleen Reimerswaal, dat tusschen zijn eigen dijken
lag, werd voor totale overstrooming gespaard, al had
de stad veel te lijden van het water. En hoezeer haar
ligging verzwakt was, nu al het omliggende land drij
vende was, bleek reeds twee jaar later, toen de noord-
westerstorm in den nacht van 2 op 3 November 1532
het water tot acht voet hoog in de kerk opstuwde.
Toch wist Reimerswaal zich telkens van de stormen,
die over haar muren woeien, eenigszins te herstellen,
en hoe ellendig en armoedig het er ook gesteld was,
het bleef dan toch nog altijd de derde stad van Zee
land, waarin Philips II zich in 1549 met veel pracht
en praal deed huldigen als toekomstig graaf van
Zeeland.
Twee jaar later teisterde een nieuwe overstrooming
de stad; de stormvloed van 14 en 15 Februari 1551
sloeg een groot gedeelte van. den dijk die de stad om
ringde weg. Ditmaal werd ook het slot van Lodijke
verwoest. Den 2en en 3en November 1555 werd de
dijk, inmiddels weer hersteld, nogmaals weggeslagen,
maar zwaarder dan ooit te voren werd Reimerswaal
geteisterd door den storm van 12 en 13 Januari 1557.
Het meerendeel der stadsmuren en poorten viel om,
het stadhuis en de kerken stortten in, met de meeste
huizen en zoutkeeten-, En alsof de maat van haar
rampen nog niet volgemeten was, brak op 31 Augustus
1558 wederom een felle brand uit in de reeds haast tot
een bouwval geworden stad. In 1561 en 1563 werd
Reimerswaal opnieuw overstroomd, zoodat zij in twaalf
jaren tijds zesmaal de verschrikkingen van het water
en éénmaal die van het vuur te lijden had.
Na deze rampen waren de dagen van Reimerswaal
geteld, al zou zij nog bijna een eeuw haar bestaan
rekken. De bede om steun, die de onge'ukkige in
woners tot 's lands regeering richtten, werd afgeslagen;
in den benarden tijd waarin de Nederlanden destijds
verkeerden viel er niet te denken aan het te hulp
komen van een stad die toch reddeloos verloren was.
Korten tijd daarna, in 1573, toen de vrijheidsoorlog op
zijn felst woedde, kwamen er Zeeuwsche troepen in
Reimerswaal om de stad tegen een mogelijken aanval
van de Spanjaarden te verdedigen. Toen het hun even
wel bleek dat de stad onverdedigbaar was en zij haar
toch ook niet aan den vijand prijs wilden geven, sta
ken ze er den rooden haan in. Dit was het einde van
de stad, die zich nu vrijwillig uit de rij der „goede
steden" terugtrok; zij had trouwens geen burgers meer,
bekwaam genoeg, om haar ter Statenvergadering te ver
tegenwoordigen.
Maar steden hebben een taai leven, ook al schijnt
alles tot haar ondergang samen te spannen. Want nog
Vervolg op bladz. 12