City-Magazijn, Goes PARFUMERIËN Houbigan „Öns Zeeland" verhalen VERSCHENEN: HANDELS ADRESBOEK VOOR ZEELAND Een schat van gegevens voor elke branche PRIJS f 6.- Uitgave van 5. W. DEN BOER, Middelburg ONS ZEELAND 1 FANTOOM door J. BLEIJERVEEN. Aarzelend, met het gevoel alsof ze heiligschennis pleegde, opende zij het massief eiken bureau waarvan hij alleen den sleutel had, en waarin zij nooit had mogen komen. Hoe goed herinnerde zij zich dien avond toen hij laat thuis kwam en zonder een woord te zeggen haar voorbij liep naar boven, naar zijn kamer. Zij was hem toen gevolgd en had nog juist gezien, hoe hij iets in zijn bureau wegsloot. Ze had hem gevraagd wat er was en wat hij daar wegstopte, maar hij had een ont wijkend antwoord gegeven en zij, als een verstandige vrouw, had niet verder aangedrongen, overtuigd, dat hij het haar later wel zeggen zou.... Maar hij had niets gezegd! Nooit! Sinds dien avond was het alsof er tusschen hen een muur was gerezen. Geen woord had een van beiden ooit over het geval gesproken, maar ieder voor zich scheen te voelen, dat er een verkoeling was ontstaan. Wanneer zij alleen was had zij zich dikwijls afge vraagd, waardoor alles toch zoo plotseling veranderd kon zijn. Of het gebeurde van dien avond eigenlijk niet te onbelangrijk was om daar zoo lang over te tobben? Of het niet belachelijk was, dat dat oorzaak was van die verwijdering, die hun beider levens dreigde te vernietigen? Tallooze malen had ze zich die vraag gesteld en even zooveel keer had ze zich zelf moeten bekennen, dat er eigenlijk niets tusschen hen was voorgevallen. Maar instinctief voelde ze, dat er dien avond iets met hem gebeurd was, dat zij niet weten mocht en het bewustzijn, dat haar man een ge heim voor haar had, maakte haar diep ongelukkig. Na dien avond gingen er soms dagen voorbij, dat hij haar nauwelijks goedenmorgen en goedennacht wenschte en hoe intens haar verdriet ook was, zij was te trotsch om het hem te toonen. Had hij haar zwijgen misschien verkeerd begrepen en daarom nooit iets ge zegd, zelfs niet toen hij wist, dat hij sterven ging? De laatste jaren hadden zij naast elkaar geleefd, ieder met zijn eigen gedachten, zijn eigen wenschen. Nu miste ze hem, verlangde weer naar zijn strak ge zicht, waarop ze altijd getracht had het geheim te lezen, dat hen van elkaar verwijderd hield.... Nu wenschte ze, dat ze toch maar gesproken had, dat ze den moed bezeten had hem te vragen.... Met bevende handen nam ze zijn portret van een stapeltje brieven en de oogen vol tranen, keek ze er naar, lang, heel lang.... Toen, eensklaps, leek het alsof dat gezicht leefde, of die mond iets zeggen wou. bevattende alle adressen die voor den handel van eenig belang zijn uit alle gemeenten van Zeeland, alsmede die van alle Landbouwers LANGE SINT PIETERSTRAAT F 33. Zonder te weten waarom, keerde ze het portret om en aan de achterzijde, waar het carton wat losgelaten was, zag ze een wit stukje papier. Ze trok er aan en in haar zenuwachtigheid scheurde ze het carton stuk. Er viel iets op den grond. Met bevende vingers raapte ze het op. een brief voor haar! Met kloppend hart las ze: Mijn lieve Vrouw, Dezen brief zul je eerst vinden na mijn dood. Ik weet, dat ik niet goed voor je geweest ben, maar als je weet hoe ik geleden heb, zal jij, met je zacht karak ter, mij vergeven. Dien avond, toen ik zoo laat thuis kwam, werd mijn leven vernietigd. Sinds dien leefde ik in tweestrijd, wist ik niet wie mijn hart toebehoorde. Jij was mijn vrouw, jij was de moeder van onzen jongen en die andere.... Ik zag haar op de tram. Onze oogen ontmoetten elkaar en plots was het mij of we elkaar al jaren kenden. Die ééne blik zei ons, dat ons leven een keer nam, dat we bij elkaar hoorden. Het duizelde mij toen, alles werd zoo vreemd, zoo klein om me heen, mijn hart bonsde in mijn keel, al had ik het gewild, ik zou niet in staat geweest zijn één woord te zeggen. Ik voelde, dat ze met dien eenen blik mij tot een wil loos schepsel maakte. O, als je begrijpen kon, wat ik op dat moment voelde! Ik besefte, dat ik onderwor pen was aan haar wil. Toen ze uitstapte, vlak langs me liep, voelde ik iets in mijn hand Ik had niet de macht haar te volgen, het was alsof ik aan mijn plaats vastgenageld zat. Hoe lang het duurde weet ik 'niet, maar ik was al bijna thuis, toen ik eindelijk weer geregeld kon denken en mij herinnerde, dat ze me iets gegeven had. Ik keek: het was een klein kanten zakdoekje. Dat was het wat ik dien avond zoo angstvallig voor je verborg. Toen brak een vreeselijke tijd aan! Dag in dag uit zocht ik haar, eerst kalm en met overleg, toen onbe redeneerd, gejaagd. Het was tevergeefs! Geen middel heb ik onbeproefd gelaten om toch maar iets van haar te weten te komen. Het is mij niet gelukt. Soms vroeg ik mij af of ik niet met jou erover moest spreken. Maar zoover kwam het mooit. Jij was zoo onverschillig ge worden. En hoewel ik soms op het punt stond je alles te vertellen, deinsde ik op het laatste oogenblik daar voor terug. Dan was het alsof ik die oogen zag, die

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 17