Jv c1 HET JOURNAAL j VAN PHILEMON ZIJDEWIND ONS ZEELAND 9 Na lange jaren in de rimboe te zijn geweest, kwam ie met een jaar verlof terug. 't Was aardig ineens z'n stem door de telefoon te hooren. ,,Kom eens gauw bij ons happen", noodde ik. ,,Je krijgt snert, boerenkool met worst en. „Heb ik overal gehad waar ik te gast was," lachte hij. „Spaar me", „Dan krijg je. verzon ik. „Ik kom eerst 'n middag bij je teaën, dan voel ik me meer op m'n gemak voor het beloofde diner." „Morgen?" „Afgesproken." En nu zat hij over me en keek ik vol belangstelling naar z'n aardigen bruin-verbranden kop, met dat rustig- onverschillige er in, overgewaaid van den Javaan op den Europeaan, het „Soedak, laat maar waai!" 't Was knus zooals we daar zaten. Hij smulde van de janhagel, de kletskopjes, de Arn- hemsche meisjes, delicatessen waarvan ik me gelukkig nog bijtijds herinnerde, dat ze tot zijn lievelingskostjes behoorden. Juist was hij aan z'n zesde kopje thee, toen ik uit het zijden taschje, dat altijd aan m'n stoel bengelt, m'n zakdoek haalde. „Taetie!" zei hij zacht en hij snoof als een paard. „Wat zeg je?" vroeg ik eenigszins verbaasd. ,,1'Heure bleu," fluisterde hij in verteedering. „Hoe weet je "t?" vroeg ik vol verwondering. „Taetie Smelders's parfum." „O!" zei ik begrijpend. Hij pikte een kletskop uit de koekschaal en zei knabbelend: „Jullie vrouwen! Je weet niet, wat je parfums ons doen." „Moet je eerst leus in de rimboe gezeten hebben, op zoo'n avond na een vermoeiende tournee in je voor galerij, hangend in een stoel, met een heimwee in je hart naar Holland, naar lieve vrouwen, naar een klein blond vriendinnetje, dat je achterliet.... en dan, als bij tooverslag ruik je parfum, dat opsteeg uit haar kleeren, haar taschje, d'r lieve, blonde bol...." „Was 't l'heure bleu?" vroeg ik argeloos. „Och, wel neen! 't was toen iets anders, maar hier bij jou, denk ik plotseling aan Taetie Smelders, die gebruikte jouer l'heure bleu. Ras-paardje, zeg, die Taetie! Reuzefideel wijfje!" „O," zei ik flauwtjes. Hij snoof nog eens met welbehagen het blauwe uur in, z'n oogen half geloken, „Zeg," z'n adoratie voor Taetie's parfum begon me te vervelen „ken jc subtiüté?" „Natuurlijk! Non van Duynen liet er literflesschen van uit Parijs komen." „O," zei ik weer en ik kreeg een aanvechting om naphtalineballetjes in m'n taschje te stoppen. Een klop op de deur, een kaartje. „Ja, laat mevrouw binnenkomen." Meisje met flapmuts liet Maud binnen, Maud met de el-blonde haren, met de onberispelijke tailer made, met de salamander-schoenen. „Mevrouw HastingsFrank van Hanen." Ik plantte haar in de clubsessel naast hem. Een kopje thee, koekjes, bonbons. Maud veegt met het zijden doekje voorzichtig langs haar iets te rood mondje. Frank verbleekt. In z-n oogen een weemoedige uit drukking. Ik snuif. „Dans la nuit!" zeg ik zacht en ik verwacht, dat hij me den naam van een andere schoone uit Insulinde zal noemen. Maar hij zwijgt en de kleur komt niet terug op z'n gebruinde wangen. Hij staat op, stamelt een excuus, beloofd een mid dag te komen dineeren en vertrekt. Den volgenden dag een telefoontje. „Je zult me wel onbeschoft gevonden hebben." „Och. „Ik ging zoo plotseling weg. „Ja...." „Maar, dat parfum van je vriendin. God, Mary, je kunt niet gelooven wat het me deed! Het was de odeur, die zij gebruikte waarvan ik gehouden heb, zoo als ik van niemand hield, 't Was de odeur van de een zame avonden op m'n voorgalerij, in de rimboe Ik heb naderhand vaak gedacht aan z'n woorden jullie weet niet, wat je parfums ons doen. Maar veel later pas, als een die je liefhebt, voor goed uit je leven is weggegaan, voel je wat het zeggen wil, als een parfum je omzweeft, die zachte beelden voor je oogen toovert, om je in hetzelfde oogenblik vlijmscherp te laten voelen al de smart van het onher roepelijke. E. B. B. (Gecondenseerd extract) 19 Mei. Gister niets van het journaliseeren geko men. Maak me daar absoluut geen verwijt over. Ben integendeel over me zelf tevreden, dat ik er heden reeds capabel voor ben. Gisteravond zag 't er niet naar uit. Bijzonder zwaren dag achter den rug. Loca al - spoorweg op Zuid-Beveland helpen openen. Emotie op emotie! Grijpt je sterk, te sterk aan. Die blijdschap der bevolking, die treffelijke uitingen van organisatie-talent en kunstzin, die duizel diepe perspectieven van toekom stige welvaart en voorspoed, de overvloed, welke ons onmiddellijk op noenmaal en bij tuinbuffet reeds toe stroomde: je moest wel van steen zijn wanneer na dit alles, een op springen staande hoogspanning, je niet geestelijk en lichamelijk beving. Doch cultureele belan gen drijven je tenslotte manmoedig over alle obstakels heen. Voor de gemeenschap moet je iets over durven hebben Waarom ik 'n uitnoodiging kreeg, is me duister. Wybo, die met den zoon van 'n journalist omgaat,

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 9