m EEP5 EN PCEDE15 Wissekerksche Kerkvandalen. 12 drcen en Hildburg. Zoo gezegd, zoo gedaan.. Hij beveelt een algemeene stilte in de Ncrmandische gelederen. Al wie ever pijn kermt of weeklaagt, wordt zonder pardon ever boord geworpen. Als de andere morgen het licht' daagt, zijn de Hege- lingen stom van verbazing. Nergens is een vijand meer te ontwarenook prinses Goedroen is verdwe nen. Voort den roover verder achterna. Men reept de manschappen bij elkaar. maar o schrik, men ziet niets meer dan gedunde gelederen. twee derde der Hegelingen en hun Koning Hetel zijn gesneu veld. en Goedroen thans verloren, Jnplaats van dus bloedige wraak te nemen op hunne vijanden, neemt men nu de gevallen makkers op cm ze eervol te begraven. Veel Christenen waren er reeds onder en men las ziele- missen voor hunne rust. Aan hun nagedachtenis werd een klooster op het tconeel van den strijd gebouwd, welk klooster zeer rijk werd. Het was bekend als het St. Mariaklooster, in den volksmond de Goedroen- stichting, ock nog Bethanië genoemd (o.a. in een testa ment in 1292). Na deze begrafenissen trekt men naar huis toe. Er is thans groote rouw in het koninkrijk. Intusschen trekken Lodewijk en zijn zoon Hartmoet met hun buit naar hun land en komen behouden in Normandië aan. Eerst beproeft Koningin Gerlinde op zachte wijze Goedroen te overreden, doch het lukt niet. Zij weigert beslist in familierelatie te treden met de moordenaars van haar vader. Hard is het lot dat zij nu te verduren heeft en ware Ortroen, de dochter van Koning Lodewijk en Gerlinde, er niet geweest, als een troostende Engel, wellicht ware ze bezweken. Deze sprak haar steeds moed in. Als Goedroen in den barren wintertijd, bijna zonder kleeren. als een slavin, aan het strand het linnen van het hof moest wasschen, en ze troosteloos terugkeerde, was steeds Ortroen bij haar cm haar op te beuren, en beiden hadden elkaar lief. Het spreekt vanzelf, dat de Hegelingen, nadat ze van Wulpen weer in hun eigen land terug waren, niet bij de pakken neer bleven zitten. Integendeel! Des Konings dood eischte wraak! Door 's Konings zoon Ortwijn en Goedrcen's bruide gom Herwig van Zeeland, wordt een expeditie op touw gezet. Na alles goed geregeld te hebben rukt men op en viel Normandië binnen. Lodewijk wordt verslagen, eveneens wordt Gerlinde zijn vrouw gedood. Vol blijden triumph is men, als men Goedroen bevrijd heeft en in blijde overwinnigsstemming trekt men weer terug naar het Vaderland, waar het een blijde incomste is. Het Heldendicht besluit met het huwelijk van Herwig en Goedroen, terwijl Ortwijn trouwt met Ortroen, die zijn zuster zoo trouw bijstond in haar bal lingschap. Door dit laatste huwelijk werden veel vee ten uit den weg geruimd. Thans in onzen tijd hoort men zelden over Wulpen spreken. Wel leeft ze voort, in den titel die onze dichter Jacob Cats voerde. Deze was ,,Heer van Wulpen". Toch verwondert het ons niet, want op de oude Zeeuwsche kaarten, komt het bijna niet voor. Een beroemde kaart, echter niet in Hollandsch be zit, maar hangende in Gent, is die, welke bekend staat als de kaart van Pierre Pourbus, een beroemd schilde- ONS ZEELAND rijen- en kaartenschilder. Ze is van groote afmeting 7x5 Meter en vóór 1570 geschilderd. Op het eiland Wulpen lagen de dorpen Oosteinde, St. Lambrecht, Westeinde, Rommendorp en Havekerke, welke dorpen een nijvere bevolking telde. Doch de zee was ook dit eiland vijandelijk. Lang zaam maar zeker brokkelde het aan de Noord-West kust af. In 1340, dit is ook nog bekend, liep de Engel- sche vloot de haven van Wulpen binnen. In het begin der der 15de eeuw was het nog 11/3 uur lang en V2 uur breed gaans. De helft was toen verzonken met de dorpen Westeinde, Rommendorp en Havekerke. Op het halve eiland lag nog het oude Oosteinde. maar ook in 1570 was het verdwenen. Nu nog houden alleen de archieven de herinnering aan dit Zeeuwsche eiland Wulpen levendig. Moge het zoo worden, dat wij als Zeeuwen, de Goedroenzang lezende, ook nog eens moge denken aan die voorge slachten, die eenmaal op Wulpen leefden. In Wissekerke hebben onbekenden baldadigheden in de kerk uitge haald. Men zie de „Bevelandsche Week". Stiekum in het nacht'lijk duister zijn ze daar hun gang gegaan, hebben toen als ras-vandalen in een kerk hun kwaad gedaan. Kwaad, dat ieder kan bedrijven, nog niet eens gezegd waaróm, beeldenstormers-zonder-daglicht, hier de diagnose: dom. Strijden zonder tegenstanders dan wat kussens, and'rer goed, en een handvol kerkebanken, is dat nou Wien Neêrlandsch Bloed? Het plafond werd doorgestoken met een grijnslach en een stok, bah, wat vieze tijdverknoeiers, wat een helden van m'n sok! Oude-moedertje haar kerkboek ligt verscheurd en vuilbespat, ('t was nog een gedachtenis aan haren man. Begrijpt u dat?) Kunt u goed begrijpen, lezer, dat zoo n dader vast een zwijn zonder hersens en driedubbel door de klei gehaald moet zijn? Wat ook dit exces tot doel had, of men 't goed of kwaad bekijkt, een succés in dit geval is op geen stukken na bereikt. WILLEM TELL II.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 57