PEFFER5 EM PCEDEL5 HET JOURNAAL VAN PHILEMON ZIJDEWIND 't Vlissingsche roeiboot=avontuur. 12 ONS ZEELAND kan lijmen voortaan Ellewoutsdijk weer in hun kinder- distributiewerkzaamheden te betrekken. Wat denken de Ellewoutsdijkers van een kikker fokkerij in het groot, met provinciale subsidie? Een goed gecultiveerde en geproportioneerde kikker is voor „vadertje langbeen'' een beter verleidingsmiddel dan een kruikje oude klare voor een drooggelegden Ameri kaan. Ik maak me sterk, dat een kikkerfokkerij van eenige afmetingen alle grieven tegen Ellewoutsdijk zal doen vergeten en dat zij het middel is, om dit dorp binnen korten tijd zijn eenige en niet mooie plaats in de rij der Zeeuwsche dorpen te laten ver spelen. Den gemeenteraad van Ellewoutsdijk wordt dit ad vies gratis verstrekt. Wordt het aanvaard, dan zal ik over eenige maan den gaarne overwegen massa-peter te worden. EGO. (Gecondenseerd extract) i i. r Altijd zingt de Westerschelde nog haar eeuwenoude lied, altijd trekt zij onweerstaanbaar en waardoor dat weet men niet. 'n Tweetal Vlissingsche scholieren maakte de emotie mee, zacht maar zeker trok een hartstocht hunne harten naar de zee. In 'n roeiboot met z'n tweeën roeiden ze de Schelde op, zonder zeemansondervinding kozen ze het ruime sop tot het donker was geworden, blonde zee werd grauw en vuil, liet haar prooi niet huistoe keeren, gretig wacht de golvenmuil; hunne boot voer al maar verder, stroom en tij kwam bovendien, langzaam kwam het wreede spookbeeld Zal ik Moeder nooit meer zien? Toen de loodsboot ze aan wal bracht ongedeerd, alleen wat nat, was hun pantalonne-zitvlak niet meer zoo te zeggen plat. Bliksekatersche kwajongen, bromde Pa in z'n sigaar, maar zijn hart dacht even aan het standbeeld op den boulevard. En het „dank U", dat de Moeder tot den loods gestameld heeft, is een klank, die heel zijn leven om z'n loodsen-ooren zweeft.... WILLEM TELL II. 1 Juni. Op scheurkalender geconstateerd, dat de lieve Mei ten einde is. Dat scheelt een winterjas. Juni begint gelukkig beter, 'n Temperatuur om te streelen. Het kouwelijke thermometer-kwik kruipt eindelijk uit zijn schulp, 'n Mild regentje vloeit lavend uit de lauwe luchten. Ik adem diep en leef. Stem ming bedorven door onzen melkboer, die overtuigd- tevreden uitriep: „Gras en eieren!" Dat bracht de aandacht op de tuin-gazons. De jeugd luchtte haar kennis. Woorden als prairie, jungle, Wild-West, rim boe, klonken op. Ik zei, met veel verbazing in mijn stem: Wat kan in één nacht zulk gewas toch opschie ten. Lies bitste iets over „onzinnige uitvluchten" en „schande voer de buren". Om erger te voorkomen den tuin ingegaan met keukenmes; met hetzelfde voorwerp en 'n stijven rug huiswaarts gekeerd. Nu zit ik nog met 't gras. Jammer dat je niet meer van hooikisten hoort, want dan droogde ik 't. 2 Juni. Vanavond acte-tasch propvol met gras geduwd en vervolgens uit wandelen gegaan om op een zaam plekje mijn bagage uit te storten. „Mijn papa reist met veevoer," gichelde Wybo van 't balcon af. „En hij heeft 't stalenboek bij zich," wist Beppie. Jessie sliep gelukkig; die heeft zoo'n schelle stem. Buiten bleek het lichter, dan ik gedacht had; nadeel van den zomertijd. Op den buiten-singel behoedzaam tasch geopend, blik zijwaarts, blik achterwaarts, fik- sche handgreep, me schielijk gebukt, vuist ontsloten. „Halt, politie!" bulderde 'n man in uniform. Schrok me dood. „U steelt gras, mijnheer," klonk 't barsch en ruwe vingers woelden in mijn leeren portefeuille. ,,'t Is m'n eigen gras," stotterde ik. De agent lachte hoonend. „Uit m'n eigen tuintje." Wederom hoon gelach. „En wilde u in 't donker nu eens kijken of het leek op het gras hier. of loopt u er mee voor de gezelligheid. of laat u het luchten!" Ik rilde, noemde m'n naam en kwaliteiten; vertelde dat ik naar 'n vriend ging, die 'n konijn hield. Geschokschouder. „Wie is die vriend?" „Krimp van Duimen". „Ik zal meegaan." Tocht vol benauwenis. Tien uur en dan nog op bezoek bij Krimp, die niet van nachtvolk houdt. M'n hand, die de schel beroerde, woog als lood. Groote verwondering. Veel vragen. „Wat verschaft ons de eer?" „Werd u hier gebracht?" „O, ik dacht dat ik iemand zag!" „Zijn er zieken thuis?" Krimp, die 't pootje heeft, zat in soda-bad; ik op pijnbank. Weet niet meer wat ik gezegd heb. Herinner me flauw, dat Krimp Jr. informeerde of Juni Grasmaand was. Toe vallig! Vlug opgestapt. Bemerkte buiten, dat ik de plok gras nog in m'n hand had. 3 Juni. Hartkloppingen. 4 Juni. Breeduitstra op visite. Vertelde van 'n koloniaal ambtenaar te Parijs, die 70 krokodillen mee naar huis nam, waarna zijn vrouw uitriep: „de kro kodillen er uit of ik er uit." Krokodillen gehouden,

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 12