tüüBIANCHE
VIRGINIA
„Óns Zeeland" verhalen
In den trein
ONS ZEELAND
13
V
CIGARETTES
vrcuw weg. Kon wel eens probeeren of hij ze uit
leent voor 'n poosje! Keek naar Liesbeth. Die fronste
haar wenkbrauwen. Ze vond de Parisienne idioot.
Moest gezegd hebben: „Jaag de krokodillen weg, of
ik bezem jullie er uit." Ze is er toe in staat. Zal niet
naar Parijs schrijven. Porto verknoeien! Verder over
politiek geboomd. Liesbeth in vuur. Kopjes van tafel
gehaald. Breeduitstra zei, dat de allerbeste raads
leden nooit gekozen worden. Gaf me veel te denken.
6 Juni. Pinksterdagen benut om strooibiljet saam
te stellen voor het geval dat ze mij candidaat stellen
voor den Raad. Veel hulp van vrienden gehad. Sug
gestief gesteld. Zal het in dagboek vereeuwigen.
,,Aan alle stemgerechtigden".
Een onzer verstandigste burgers heeft eens gezegd
dat de allerbeste raadsleden nooit gekozen worden.
Daaruit is het alleen te verklaren, dat een man als
de heer Philemon Zijdewind, nog ambteloos burger is.
Mogen we u zijn staat van dienst eens voorleggen?
1. Oud-leerling van de zoo gunstig bekende be
waarschool van juffrouw Boonewater.
2. Oud-leerling van de lagere school in 't Koren-
korrelstraatje,
3. Oud-leerling van de destijds afgebrande kost
school van den heer Kukelkamp.
4. Wachtgelder in Rijksdienst.
5. Achttien jaar getrouwd met Elisabeth Har
poenier.
6. Vader van drie wellevende kinderen.
7. Werkgever aan jonge dienstboden.
8. Abonné op twee onzer grootste dagbladen.
9. Bewoner van een burgerhuis.
10. Lid der buurtvereeniging, der sociëteit en do
nateur van I. B. I,
11. Bezoeker van belangrijke vergaderingen, enz.
Ons dunkt een opsomming die er zijn mag.
Bovendien vindt de kunst in hem een wakker be
schermer. Leende hij niet reeds driemaal zijn ge
bloemd vest aan de Tooneelvereeniging uit en her
innert ge u niet hoe hij, toen men den souffleur bij
zijn diamanten feest een leuningstoel aanbood, het
,,Lang-zal-ie-leven" aanhief.
Kent gij zijn bezadigdheid in 't oordeelen niet. Hoe
levendig staat 't ons nog voor den geest, hoe hij, bij
't verlaten van de soos, toen de heer X uitriep: ,,'t giet!"
kalm zei: „neen, het motregent!"
Heeft hij niet, in den tijd, dat men de ambtenaren
van dagdieverij verdacht, het gevleugelde woord ge
sproken: „bewonder hun geduld, om dag aan dag op
werk te wachten".
Beseft gij niet, wat zijn zonnige glimlach voor won
deren kan wrochten in de raadszaal? Gij moet op
hem stemmen; gij zult op hem stemmen; gij stemt
op hem, evenals
„Eenige Vrienden."
Als dit niet helpt!
door ZADOK.
De trein jaagt door het nevelige land, in zijn vaart
gebonden aan de glimmende rails als aan de realiteit
van de stoffelijke wereld rondom.
De eerste klas coupé's zijn schaarsch bezet.
Zij herbergen nauwelijks één tijdelijken bewoner,
weggedoken in een hoekje van de rood-fluweelen kluis.
Waar toevallig twee te samen zijn, heerscht een ge
distingeerd stilzwijgen.
Zelfs de courant heeft hier niet de onbeschaamdheid»
van te ritselen, zooals in de minder voorname com
partimenten.
In de tweede klas domineert de zeegroene kleur.
Handelsreizigers kruisjassen op een versleten koffer.
Beduimelde kaarten, vieze hoopjes centen.
Een burgerlijk ambtenaar neemt een geheelen hoek
in beslag en zit daar in een zelfde veilige beschutting
als die, welke zijn pensioen hem biedt.
Hij praat niet, omdat er niemand is om tegen te
praten. Behalve de handelsreizigers. Maar die „kaar
ten", en kaarten kent hij niet.
Wel bridge. Men speelt dat óók met speelkaarten.
Er is nog een verdwaalde juffrouw met een parapluie
die zij krampachtig omkneld houdt, en een volgepropte
karabies.
Zij kijkt met schuwen blik beurtelings naar de reizi
gers en den ambtenaar. De reizigers vloeken. De juf
frouw rilt.
De ambtenaar kijkt hautain. De juffrouw rilt.
In de derde klas coupé's heerscht koffiehuisgezellig
heid.
Twee burgerjuffrouwen miauwen elkaar en hun
medereizigers doof.
En een kappersbediende zegt van iemand: „Een inte
ressante kaèrel". Dan kijkt hij zelfvoldaan rond.
Wat drommel, men moet toch zijn superioriteit
toonen, al reist men maar derde klas!
Een sergeant-majoor, die van de begrafenis van een
zijner collega's terugkomt, zegt met een treurigen lach:
„Och ja, dat is nog maar de beste manier om af te
vloeien."
De burgerjuffrouwen knikken begrijpend. Zij kennen
de weelde van een stuk spek in huis.
Maar een niet te catalogiseeren meneertje kijkt ge-
piqueerd, wat duivel, hij betaalt toch al genoeg be
lasting!
Eigenlijk is hij boos, omdat men hem niet naar
waarde schat. Hij heeft namelijk op de bank liggen
slapen en nu is ongemerkt zijn schoen losgegaan. En
men moest het hem toch kunnen aanzien, dat hij zich
gegeneerd gevoelt. Daar is hij tenslotte een meneer
voor. Een breede visscher gaapt luid op.
De trein raast verder, een gedachte-flits die hon
derden andere gedachte-flitsen met zich mee voert...