„Ons Zeeland" verhalen 12 ONS ZEELAND op en wanneer 't kind, in dienstijver, domme vragen stelt, wordt ze wederom afgesnauwd. Ik lijd niet alleen. Na schooltijd is Jossie omhelsd. Die schreide, „Tante heeft prikkers" riep-ie gevoelig, „tante moet naar den barbier". Pijnlijke scène, nog verhevigd door het ontactisch geredeneer van Wybo over t afnemen van baardschurft na de invoering van veiligheidsscheer messen. Daarna hevig debat over opvoeding, tusschen Liesbeth en Keetje, waarbij woorden als „dwaze moe ders" en „verzuurde tantes" opgeld deden, en hetwelk eindigde met zwaarwegende stilte. Balletje opgewor pen over sport en tijdgeest. Tante hapte gelukkig toe. Ze wilde dat ze vijf en twintig jaar later geboren was, dan zou ze allicht Kea zijn gedoopt en haar fameuze vlugheid, waarmee ze nu sa.jetballen in kousen voor kennissen verandert, aangewend kunnen hebben op racketballen bij 't tennissen. Dan had ze nu haar neus slechts buiten de deur te steken, om de autoriteiten in een hoogen hoed rond te doen vliegen; wanneer ze ergens arriveerde zou de menigte „hiep-hiep-hoera!" brullen en de „Eerste hulp bij ongelukken", moest flauw gevallen dames, en onder den voetgeloopen kin deren, naar naastbij-gelegen-apotheken sjouwen. „Dan moest je toch geen platvoeten hebben" merkte Liesbeth op. „Als je gal maar in orde is," wierp Keetje tegen. Onweer afgetrokken naar de keuken, waar Sientje het nagerecht liet vallen. Deus ex machina. 9 Juni. Volksoploop rondom de Groote Kerk. Er liep een man zonder winterjas. Politie witte hand schoenen uitgetrokken en gechargeerd. „Liefdadigheid naar vermogen" heeft den ongelukkige van een stevige duffel voorzien. Rust in de stad hersteld. Politie witte handschoenen weer aangetrokken. 10 Juni. Vergadering geweest van de notabelen tot oprichting van een steuncomité voor de slachtoffers van de stormramp in Achterhoek en Zeeuwsch-Vlaan- deren. Burgemeester initiatief genomen. Enorme be langstelling. Toen de voorzitter zei, dat het 't doel niet was om zelf veel te geven, doch het streven uit moest gaan naar de zakken der burgerij, beving een geestdriftige ontroering de vergadering. De gemeente secretaris weerde vreugde-tranen. Besloten werd dat 40 der aanwezigen met lijsten zouden loopen. Daarna een ontzaggelijk gedrang om zoo'n lijst te veroveren. Ik zou er vast een bemachtigd hebben, wanneer iemand ik geloof dat 't de secretaris was niet 'n wandelstok tusschen mijn beeren had gestoken. Raakte onder den voet, en toen ik den horizon weer zag, was de kans op een lijst verkeken. Liesbeth woest. Nu zijn we voor ons fatsoen verplicht, zelf wat te geven en we komen niet aan de weet, wat of alle anderen afdroegen. 11 Juni. Met Breeduitstra een Singeltje gepakt. Die had 'n kennis gesproken uit Sommelsdijk, alwaar 'n inwoner, toen hij 's nachts met kiespijn uit het raam van zijn boerderij lag, de Oceaan-vlieger hoorde voorbij snorren. Gaf in 't dorp veel beroering. De raad in spoedeischende vergadering bijeen, besloot Ghamberlin en Levine tot eere-burgers van Sommels dijk te benoemen. Heel den omtrek afgezocht om iemand te vinden die een brief in een vreemde taal kon schrijven. Eindelijk 'n onderwijzer opgedoken die, naar de faam meldde, vroeger de Engelsche ziekte en later 'n dito bij-akte had gehad, maar die weigerde. Amerikaansch was hij niet machtig. Om aan 't ge zanik een eind te maken, is nu de boer-die-'t-hoorde eereburger gemaakt. Breeduitstra vroeg nog met nadruk of ik ze niet had zisn vliegen. Ben me niets bewust. 12 Juni. Onaangenaamheid je met den melkboer. Teen ik hem vanmorgen hielp, herinnerde ik me de kwestie, die onlangs op de soos bij een theologisch debat ter sprake kwam en vroeg aan hem, wat de reden was, dat er onder zijn collega's zooveel doops gezinden waren. De man leek boos te worden en zei bits: „ik vraag aan u toch ook niet waarom of u altijd op pantoffels loopt." Trok me voornaam terug; heeft me zeker verkeerd begrepen. 13 Juni. Gras geknipt en gevoederd aan passeeren- de paarden. Behalve 'n beet in mijn enkel en een blessuur aan mijn knieschijf geen strubbelingen. 14 Juni. Leesbibliotheek bezocht en 's avonds in soos verklaring gegeven van cyclonen. Koude lucht stroom boven, dan een wolkendek en warme atmos- pheer beneden. De koude wil naar omlaag, de warmte opwaarts, opening in 't wolkendek dat als trekgat in schoorsteen werkt, vandaar de zuiging. Vrienden heb ben me met stoel en al opgeheven. Zeer attent ook zeer geestig. Bij 't stijgen riepen ze „warmte" en tijdens 't dalen „koude". Toen ik op 't biljart viel hcrlogeglas gebroken. Krimp troostte me met vooruit zichten op Nobelprijzen. Zal wel nimmer gebeuren. Wanhoop door J. BLEIJERVEEN. „Kom, kerel, drink eens, dat vroolijkt je op," moe digde René zijn vriend aan, maar Gaston maakte een afwerend gebaar. „Dacht je heusch, dat dat mijn verdriet zou ver zachten?" vroeg hij weemoedig. „Je weet toch hoe het met Angèle gesteld is, dat alleen een zachter klimaat haar nog zou kunnen red den, maar...." liet hij er mistroostig op volgen, „daarvoor is geld noodig, veel geld...." René keek medelijdend naar zijn vriend, die daar zoo moedeloos voor hem zat. Hij wist wel dat Gaston gelijk had. Angèle's toestand was ernstig, maar kom, hij was toch nog een jonge, flinke kerel, die. heusch niet alleen behoefde te blijven als Angèle soms.... Maar neen, zoo was Gaston niet! Hij had Angèle zoo innig lief, dat hij nooit een andere op haar plaats zou dulden. Angèle was zijn leven, zijn alles! Wanneer zij zou sterven, zou het leven voor Gaston geen waarde meer hebben, alles zou hem onverschillig laten, hij zou misschien sterven van heimwee of nog erger: er zelf een einde aan maken,

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 12