ONS ZEELAND weg volgend en eens wat cirkeltjes draaiend boven Vianen, Loevestein, Waalwijk. Na een half uur glijden we aan boven het vliegveld van Gilze; de toerenteller springt terug van 1200 op 400; de hoogtemeter bibbert terug: 500400 300. 200. 100. nog een bocht over het den nenbosch neus in den wind. uitzweven. en terwijl de snelheidsmeter nauwelijks 50 K.M. meer aanwijst, stuiten onze wieltjes op de Brabantsche hei. We laten bijvullen drinken een kop van de gerenommeerde Brabantsche koffie bij Lisette aan den Gilze schen straatweg, binden ons dan weer in de riemen, laten even vól toeren proefdraaien. De motor loopt prachtig de startblokken vóór de wielen gaan weg. klaar?en weg rennen we: naar Zeeland. We hebben geen kaart meegenomen en volgen, om niet boven België te verdwalen, gemakshalve den spoorweg. Zoo glijden Breda, Roozendaal en Bergen- op-Zoom voorbij en dan komt de dam die naar Be veland voert. Daar ligt Zeeland! Na Roozendaal ben ik gaan klimmen, zoodat we op 2000 M. hoogte boven Rilland komen, 't Is helaas niet erg helder vandaag: de kimmen liggen omhuld van nevels en het vergezicht is bepekter dan ik hoopte. Toch is Antwerpen vaag zichtbaar en blikkert het wa ter van Hollandsch Diep en Noordzee in de verte. Daartusschen: Zeeland; onze prachtige eilanden en de breede stroomen. 't Is laag water; in de Wester- Schelde volgen de enkele zeeschepen die we zien, de watergeul die zich tusschen de zandbanken van Vlaan deren naar Beveland slingert. Ze vallen niet erg op, die groote oceaanschuiten. Want van deze groote hoogte telt alleen het aller machtigst menschenwerk nog mee: schepen, treinen, fabrieken of torens worden tot stippen. Alleen Zee land zélf imponeert ons: onze eilanden die nauwelijks uit het water geheven, met hun vele dijken even zoo vele monumenten zijn voor hen, die in strijd met stroo men en golven, dit land veroverden en konden behou den in die vreemde vormen waarin het nu wegglijdt, diep onder mijn trouwe Fokker. Ik laat den motor stoppen, zoodat we, spiraalsgewijs planeerende, neerzweven om bij Hansweert nog 400 M. hoogte te hebben; dan trekken onze 110 paarden weer met volle kracht aan en schuift het kanaal naar We- meldinge snel achter ons weg. We volgen de Zuidkust van Beveland, maken wat photo's van Ellewoutsdijk, waar de aardige haven, het fort en het groote witte buiten van de Van Hattum s even zooveel markante punten in het Zeeuwsche land vormen. Nu glijden we naar het Sloe, gaan even naar Veere kijken en komen dan boven Middelburg, dat welhaast rondom in het water schijnt te liggen, zóóveel weiden staan er om heen half ondergeloopen. 't Is Donderdag; 't is markt in Middelburg. De Lange Delft is één donkere deining met de witte stippen der Walchersche mutsen; de markt met de vele zeilen kramen lijkt als met planken belegd. Prachtig is de Abdij, vlak om den Lange Jan, die zoo brutaal zijn kroon in óns domein steekt. Middelburg is móói uit de lucht, zocals het mooi is voor de vreemdelingen die het op den grond bezoeken; Middelburg, de stad met de oude vormen, alles om het hart samengedrongen, en alles in oude grijze, matte kleuren, behalve waar, in brutaal rood, een nieuw ge bouwde wijk de harmonie verscheurt. Kom we moeten voortmaken! In glijvlucht vol gen we het kanaal, tot de groote pasvlakte van het Scuburgsche vliegveld aanstrijkt en onze wieltjes al gauw over de Zeeuwsche klei rollen, een uur nadat de Brabantsche hei onder hen weggesprongen is. Volgt een gemeenschappelijk lunchje aan den Vl's- singschen Boulevard en om half twee zijn we op nieuw aan den Boulevard, op tweehonderd meter hoogte een cirkel draaiend om de hooge hijschkraan. De wind is toegenomen en die krijgen we recht achter op het eerste stuk van onze rondvlucht om Walcheren, zoodat we van Vlissingen tot Westkapelle precies 4h minuut vliegen.... Tot blijkbaar groot plezier van de schoolkinderen zwenken we in lage curves over het volle schoolplein heen; dan gaat 't in rechte lijn naar Rotterdam. Reeds van Westkapelle klimmen we, om bij Veere voldoende hoogte te hebben. Want we risqueeren niet om bij eventueele motorpanne niet meer in staat te zijn ergens boven de breede wateren geen land meer te halen. En nu glijden ze diep onder ons door: de zonnige Zeeuwsche eilanden, waarover in breede wolkenschaduwen donkere plekken varen, die, als wij, de rechte lijn houden en van eiland op eiland glijden, dwars over de blinkende stroomen. 't Is zeer helder geworden: als we hóóg boven Noord-Beveland den kop het Noord-Oosten in wenden, duidt een gele vlek in de klare lucht al het verre Rotterdam aan. Links onder den vleugel schuift in de diepte het eenzame Zierikzee aan: de eenzame stad op het grillige eiland, waar in de verte blonde duinen blinken, maar de nog kale bebossching van Schuddebeurs nog als een dun waas over het land schijnt te liggen. Het trekt alles onder ons door, heel diep: deze prachtige klare eilan den en breede stroomen. En we bepeinzen even, of een K.L.M.-luchtlijn van Vlissingen op Rotterdam, die in enkele kwartieren passagiers zou kunnen voeren over een streek die uit de lucht zóó schoon is, dan toch werkelijk geen reden van bestaan zou hebben. Een tijdwinst van meerdere uren. een vergezicht dat tevergeefs op alle in exploitatie zijnde lijnen wordt gezocht. Helaas: t is niet op ónzen weg dat de overweging van deze ideeën ligt. We zijn maar twee militairen in 'n klein Fckkerverkennertje en we zouden om vier uur in Soesterberg zijn. Vaarwel, Zeeland. tot ziens! Een goed half uur na de groene vliegwei bij de Wester-Schelde hebben we die aan de Waal haven bereikt en om goed drie uur hobbelen we over de Soesterbergsche hei naar onze hangar. Met een rijke herinnering aan mooi Zeeland te meer! Men moet soms heel diep zinken om er bovenop te komen. Menschen, die dadelijk bereid zijn, hun leven op te offeren, zijn met het eerste druppeltje bloed meestal buitengewoon zuinig.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 8