14 ONS ZEELAND Zware degelijke Tuinstoel f 6.= Ronde Tafel f 9.= In prima lakverf Stoel f 10.=, Tafel f 14.= C. DE PLAA Zn., Electro Timmerfabriek Veersche weg T 235, Middelburg Voorjaar in de wei. mannen toe, nu zeker wetend, dat er iets niet in orde was. Vluchtig begroette hij hen, vroeg dan in één adem door: „Waar is Nelly?" Angstig staarde hij naar hun ernstige gezichten, toen hoorde hij: Nelly was gisteren geopereerd, een vrij ernstige buikoperatie, maar 't was goed afgeloopen. Ze hadden hem maar niets geschreven van te voren, om hem niet ongerust te maken, 't Was beter, dat hij het nü vernam, nadat alles gebeurd was. Lijkwit stapte hij tusschen hen in, pijnlijk realiseerend, dat ditmaal zijn verlof geen onverdeeld geluk zou brengen, dat alle mooie plannetjes van samen-genieten in duigen waren gevallen! Toen, bijna vijandig-kort klonk zijn stem: „Ik wil haar direct zien!" Zeker, zeker, susten ze hem, dat was al geregeld. Hij zou heel even in het ziekenhuis mogen, echter maar een paar minuten, maar vanmiddag van twee tot vijf was bezoekuur, dan kon hij den heelen tijd bij haar. Met bleek gezicht stond hij een kwartiertje later voor haar bed en keek angstig naar het bleeke ge zichtje. Ze sliep, mocht volstrekt niet wakker gemaakt worden, zei de zuster. En steeds zwijgend ging hij heen, niet lettend op de beide mannen, die naast hem liepen, slechts denkend aan eigen verdriet en aan haar, die daar nu machteloos en bleek neerlag, waar hij haar altijd opgewekt en vroolijk gekend had. Dien middag om klokslag twee uur stapte hij op nieuw het ziekenhuis binnen. Nelly was wakker nu en begroette hem met een flauw glimlachje. Zijn schit terend bouquet, dat hij voer haar had meegebracht, schikte de vriendelijke zuster netjes in een vaas, welke naast Nelly's bed werd geplaatst. Veel mcchten ze niet spreken, waarschuwde de zuster hem, want dat zcu te veel vermoeien en de koorts was wat afgeloopen, 38.6! Nu en dan wisselden zij een paar woerden, doch meestentijds zat hij stil voor zich uit te staren, haar hand in de zijne rustend. Hoe anders, hoe heel anders werd zijn kort verlof, dan hij zich gedacht had! Wat had hij zich verheugd, om samen met haar in de duinen te dwalen, te genieten van de lente, die zich stralend had aangekondigd, te lachen en te stoeien. En hoe was het in werkelijk heid. Tersluiks keek hij naar haar ingevallen gezichtje, nu en dan vertrokken in pijn, de slapen blauw-geaderd, het voorhoofd vochtig-bepareld door de benauwdheid, welke de koorts veroorzaakte! Haar handje, teer en broos, gloeide in de zijne. In den tuin van het zie kenhuis zongen de vogeltjes hun hoogste lied, genie tend van de eerste warme zonnestralen op dezen schit terenden lentedag. En hij betrapte er zich op, dat een traan op zijn hand drupte. „Arme jongen," hoorde hij Nelly's zwakke stem, „je had het je zooveel vroolijker voorgesteld, hé? 't Spijt me voor jou!" Dadelijk dwong hij zijn gelaat tot een glimlach, schold zichzelf een ego'st, dat hij alleen maar aan zichzelf en zijn vervlogen drccmen dacht, niet besefte, dat hij haar lijden er des te zwaarder door maakte. Hij poogde opgewekt te doen, sprak van vlug weer beter worden, geloofde daar diep in zijn hart zelf niet aan! Toen hij om vijf uur afscheid nam, reikte ze hem een brief over. „Vóór de operatie geschreven," fluis terde zij mat. „Moed houden, vent!" Verstrooid stak hij hem in zijn zak. En met een lachje, dat hij trachtte opgewekt te doen klinken, maar dat meer op een snik geleek, drukte hij haar krampachtig de hand. Thuis deden zij alles, om hem afleiding te bezorgen en het hem naar den zin te maken. Maar niets was in staat hem z'n triestige gedachten te doen vergeten. Bij alles wat hij deed, dacht hij aan vorige feestdagen, hoe het toen geweest was, en hoe het nu weer had kunnen zijn. Overal zag hij haar luchtig, vroolijk fi guurtje, zooals hij het altijd gezien had, om dan weer met fel-schrijnende smart er aan te denken, hoe ze nu krachteloos, door pijn verzwakt, tusschen vreem den in een ziekenhuis lag. Den volgenden dag was de toestand niet beter; de koorts bleef duren, ze zag er nóg zwakker, nóg zie ker uit, dan hij haar den dag te voren gezien had.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 14