HET JOURNAAL VAN PHILEMON ZIJDEWIND „Ons Zeeland" verhalen Het Mysterie van „Le Boeuf Noir" door 14 ONS ZEELAND (Gecondenseerd extract) 6 Juli. Ga gebukt onder de gevolgen van mijn vreemde kaalhoofdigheid. Al mijn hoeden blijken te groot en omdat we eerste lezers der couranten zijn, is daar weinig baat voor. Waarom hebben ze 't kap- verbod ook ingetrokken! Voor dag en dauw hevig ge schrokken van Wybo, die m'n slaapkamer binnenstor men kwam, met een geopend scheermes, dat hij boven zijn hoofd zwaaide. Werd al benauwd, dat hij me nu van m'n oogschellen wilde afhelpen en riep daarom, dat ik geen hinder meer van slaperigheid had. „Geen haar op uw hoofd zal gekrenkt worden," grapjaste hij terug, „geef me alleen wat hechtpleisters, want ik heb Beppie haar nek uitgeschoren." Bobbed- haar wordt op die wijze 'n „halsbrekende" dracht. Vandaag strooibiljetten in zee gegaan. Op algemeen verzoek er nog in laten lasschen, dat ik iedereen zoo joviaal groet. Anders wel een opoffering, dat hoedje lichten, nu ik angst uitsta, dat het papier er uit valt. 7 Juli. Weer aan mijn politieke rede gewerkt. Gis teravond was er niets van gekomen, toen moest ik terwille van Liesbeth, mijn strooibiljetje onderschep pen; die waakzaamheid legde beslag op al mijn tijd; ik had gelukkig succes. Kon ik 't laatste maar' van mijn rede ook zeggen, 't Is ook gek, dat de men schen niet tevreden zijn met een simpel: „ik gun jullie allemaal 't beste". Mijn stem schijnt zich overigens flink te ontwikkelen, sinds ik dien schriftelijken cur sus in de welbespraaktheid volg; 't plafond begint al te schilferen. Breeduitstra heeft me meegedeeld; dat ik Dinsdag m'n politieke rede moet houden. Hij verwachtte veel belangstelling en had alvast de politie gewaarschuwd, om de orde te bewaren. Op een desbetreffende vraag, met het angstzweet op mijn voor hoofd geantwoord, dat de speech zoo goed als ge reed was. 8 Juli. Vanmiddag juffrouw Vigelins op visite ge had. Anders laat Liesbeth haar gewoonlijk bellen, omdat ze de hatelijke gewoonte heeft om, juist als ze onze thee drinkt, te boomen over het prijzenswaardige, dat er gelegen is in het feit, dat flinke menschen er naar streven hun hoofd boven water te houden. He laas dronken we heden limonade en werd ze toege laten. Natuurlijk moest ze me in ongelegenheid bren gen, door Liesbeth mijn strooibiljet te laten lezen. Heb mijn geweten moeten bezwaren met ettelijke leugens en Liesbeth is obstinaat. Als ze wist, dat ik de steller was, zou ze, uit zorg voor mijn goeden naam, niet ge schroomd hebben, om me bij de politie aan te klagen wegens smaadschrift. Ik begrijp er niets van! 9 Juli. Met Krimp van Duimen, die een vrijkaart had, naar liefdadigheidsconcert ten bate van „Trom- mele Tamboers" geweest. Op 't jongste concours ver loren ze het van hun mededingers, maar de eer van onze stad redden zij, door 't daaropvolgende gevecht te winnen. Nu moeten er echter 5 leden, die 't meeste bloed verloren, naar Davos om aan te sterken. Krimp meende, dat ze wegens hun virtuositeit in het valsche spel, voordeeliger naar Monte Carlo konden reizen en hij wilde mij dat laten voorstellen, doch addertjes onder het gras vermoedende, ben ik daar niet op ingegaan. 10 Juli. Des menschen leven gaat niet altijd over rozen bladeren. Liesbeth heeft vanmorgen in de courant gelezen, dat ik Dinsdagavond spreken moet in „De drie citroentjes". Toen ze blauw in haar gezicht werd ben ik opgestaan. Ze zei met klem, dat ze het niet dulden zou en ik dacht niet minder vastberaden: „het moet". Troost gezocht bij Breeduitstra. Die gaf hij me overvloedig. Den eersten keer het ergste. Doorzetten. Als succes blijkt, Liesbeth verteederd. Vrees uitge sproken voor haperingen in mijn betoog. „Onzin," zei Breeduitstra, „wanneer je hapert dan merk je dat vlug genoeg en dan begin je maar weer opnieuw. 11 Juli. Vandaag plan de campagne ineengezet. Liesbeth is opvallend stil en ik vermoed krijgslisten. Zal me niet laten verschalken. Houd vannacht al mijn kleeren aan. Reserve-sleutel van de voordeur reeds gister buit gemaakt en aan een koord om den hals gehangen. Laatste hand gelegd aan mijn rede. Breed uitstra heeft me een jaargang van de „Nieuwe Rotter dammer" thuis bezorgd met blauwe strepen om passa ges, die me nuttig kon den zijn. Toen schoot ik op. 12 Juli. 't Eten smaakte me niet en alles was me te veel. Heb vannacht ook geen oog dicht gedaan; vooral van m'n boord en m'n schoenen had ik hinder. Telkens als ik aan den katheder in „De drie citroen tjes" dacht, kreeg ik hartkloppingen. Ben bepaald niet voor volkstribuun in de wieg gelegd. Toen 't tegen twaalf uur begon te donderen, had ik 'n flauwe hoop, dat opgemelde vergaderzaal, zonder persoonlijke onge lukken, door den bliksem vernietigd zou worden. Er gebeurde helaas niets. Liesbeth zwijgt; bepaald on heilspellend. Als 't nu maar uitkomt! Tegen 3 uur middagslaapje gemaakt. Niet zoo idioot gedaan als vannacht. Schoenen bij de kamerdeur ge zet. Nare droomen. Met 'n schreeuw wakker wor dende, eersten blik naar schoenen gezonden. Dacht dat ik 't bestierf: ze stonden er nog! Ook de kleeren prompt aanwezig. Meer dood dan levend toilet ge maakt. Eindelijk uitkomst: de kamerdeur was op slot. Rondedans gemaakt, ,,'t Bastion der burgerdeugd", kan van mij Chasse's citadel achterna vliegen. Zal wel 'n uitvlucht verzinnen en de kiezers stemmen me wel zonder rede. J. BLEIJERVEEN. Gedurende de voorlaatste zomervacantie waren Frans en ik voor eenige weken op reis geweest in het Zuid-Weste'n van Frankrijk. We hadden er veel nieuwe indrukken opgedaan en intens genoten van de prach tige natuur. Vooral dit laatste was oorzaak, dat we steeds met de grootste voldoening aan ons uitstapje terugdachten, maar wanneer wij dan soms weer al die

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 14