r*&n ONS ZEELAND Hoe men elders lacht 20 En zoo we er dan gekomen, Uw torenprijsvraag heeft 't „gedaan"! Blijft uw blad deez weg bewandelen, Zeker zal 't u wel vergaan! We zullen het bij deze vermeldingen laten. Rest ons een woord van dank aan allen, die mede werkten om onze Torenprijsvraag te doen slagen, en die ons door hun belangstelling een geheel nieuwe en inte ressante prijsvraag laten voorbereiden. Spoedig trekken de „Ons Zeelanders" weer aan een puzzle. „O, kijk snuitje!" toch eens wat 'n snoes! En wat 'n schattig (Passing Show.) Simpkins (een uitstapje besprekend): „Wat ik dacht is dit: waarom zouden we niet 2 dagen doorbrengen in i^< Rome, 1 in Florence en 1 in Venetië? Als we 't doen, moe- ten we 't goed doen." (Punch.) Bezoekster: (in de kunstzalen van een beroemden kunst handel): ,,Ja, maar deze zijn allen echt en zoo kostbaar. We zouden liever een Gainsborough of een Corot willen hebben van iemand anders. (Punch.) Stalmeester: „Drommels, mijnheer, wat spijt me dat! Ik vergat u te vertellen, dat de merrie in een circus afge richt was voor duiktoeren, vóór ik haar kreeg. HÜUÉÏiïM: Echtgenoot: „Nou zou ik toch wel eens willen weten, wie van m'n hoed een harmonica heeft gemaakt!" Vrouw: „Jij zelf, schat. Je speelde er op, toen je van nacht thuis kwam." (London Opinion). Herbergier: „En, Kees, heeft de rum, die ik je meegaf voor de kou van je vrouw, geholpen?" Kees: „Ik zou 't je niet kunnen zegge, want onderweg naar huis vatte ik zelf kou." (London Opinion.)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 20