„Ons Zeeland" verhalen Een lot uit de loterij, door FERDINAND. ONS ZEELAND 15 (Slot.) Voor Toxopaeus naar het stadhuis ging, liep hij eerst even bij den boekhandelaar Verlinden binnen. „Juffrouw", zoo sprak hij het meisje aan, dat bezig was de uitstalling op de toonbank af te stoffen, „juffrouw, hebt u ook nog zoo'n Cito-lot, waarvan gisteren een advertentie in de krant stond?" „Jawel mijnheer, van hoeveel?" Toxopaeus weifelde. Hij had een advertentie in de krant gezien van de Cito-loterij, met f 60.000 als hoofd prijs, zonder nieten, en f 3.per lot. Er waren dus, naar uit de vraag aan de juffrouw bleek, ook loten van anderen prijs. De juffrouw bemerkte de weifeling van haar klant, en legde hem uit, dat een heel lot f 120 kostte, maar dat er ook halve loten waren, en tiende en veertigste. En hoeveel was de laagste premie? infor meerde Toxopaeus. Dat was f 25 voor een heel lot, en voor gedeelte ervan dus in verhouding. Een oogenblik dacht Toxopaeus na, en berekende 60.000 gedeeld door tien is 6000, en gedeeld door 40 is 1500. Zes duizend gulden was verleidelijk, maar Toxopaeus dacht aan zijn nauwelijks sluitende be grooting en kocht een lot van f3. De trekkingslijst zou hem wel worden thuis gestuurd. Terwijl Toxopaeus zich naar het stadhuis spoedde, dacht hij aan de vreugde van zijn vrouw als hij over een maandje met f 1500 thuis komen zou. Hij trachtte zich het nummer van het lot in te prenten: serie 29876, nummer 56. Telkens tijdens zijn werk dacht Toxopaeus aan zijn lot en zijn goede kansen, en in het ongeluk kigste geval zou hij immers toch niet meer dan f 2.37V2 kwijt zijn. Maar wat stond daar niet tegenover! Zij zouden niet alleen een vacantiereisje kunnen maken, maar hij zou tegen zijn vrouw zeggen: kindlief, we gaan veertien dagen naar zee. Dan zou zij hem natuurlijk uitlachen, maar dan zou hij zijn portefeuille uit den zak halen, en op tafel neertellen. wat zou het zijn, briefjes van f 25 misschien, neen, misschien was er wel een briefje bij van f 1000.Krientje zou hem verbaasd aanstaren, en dan zou hij haar bang maken en zeggen: stil, vrouw, dat geld zal ik wel terug geven, ik heb het geleend hoor, ze weten het wel niet, maarneen, dat zou hij niet zeggen, hij zou liever, 's avonds als ze bij elkander zaten, zeggen. Onderwijl Toxopaeus zoo dacht en zich telkens tot den arbeid moest dwingen, zong Krientje het hoogste lied bij het aanvegen en stoffen van de kamer en het opmaken der bedden. Toen zij daarmede gereed was, zette ze haar hoed op, bracht haar kind zoo lang bij de buren, met wie de van Baalens goede vrienden waren, en ging rechtstreeks naar de Hoogstraat, waar ze eerst even weifelend voor den boekwinkel van Verlinden bleef staan, en toen naar binnen ging. Landelijke vacantie-genoegens in Zeeland. „Juffrouw", zoo vroeg ze, „de Cito-loten, waar gister een advertentie van in de krant stond, zijn daar geen nieten bij?" Neen, daar waren geen nieten bij, en de hoogste prijs was f 60.000, de laagste f 25, en een heel lot kostte f 120, een half 60, een tiende 12 en een veerigste 3. Mevrouw van Baaien kocht een veertigste. Toen de juffrouw haar zeide, dat haar een dag of twee na de trekking de trekkingslijst wel zou worden toegezonden, haastte ze zich te vragen, dat niet te doen: zij zou zelf wel eens komen hooren. Dan had ze tegelijk nog een loopje. Verbeeld je, dat de trekkingslij st juist kwam als Toxopaeus thuis was! Ze wilde hem juist verrassen. Ze zou, als hij op het stadhuis was, naar Verlinden gaan en den prijs in ontvangst nemen. Dan zou ze 's avonds tegen Toxopaeus zeggen: zeg, mannie, ik heb nog f 1500 in mijn doosje gevonden, kan jij die misschien gebrui ken? Of neen, dat was toch wel een beetje gek. Ze zou niets zeggen, ze zou, als hij thuis kwam, op zijn boterhammenbordje vijftien briefjes van f 100 leggen, ze zou. En tusschen al haar fantasiën door her haalde ze voor zichzelf telkens: serie 29876, nummer 59. In de weken die voor den trekkingsdag verliepen, spraken Toxopaeus en Krientje nauwelijks een enkel woord over het mislukte vacantiereisje. Zij begrepen geen van beiden waarom de ander er niet over sprak. Krientje dacht dat Toxopaeus dat onderwerp liet rus ten uit vrees haar de teleurstelling nog dieper te doen gevoelen en Toxopaeus dacht: wat houdt ze zich flink, maar wacht maar, schat, je zult eens zien. Toen Toxopaeus op den trekkingsdag om 12 uur naar huis ging om koffie te drinken, liep hij eens door de Hoogstraat om te zien of er bij Verlinden misschien een telegram hing. Hij wist, dat als er een hooge prijs was gevallen op een lot, dat door Verlinden verkocht was, dit door een telegram voor het raam bekend werd gemaakt. Voor Toxopaeus het stadhuis verliet, had hij nog eens heimelijk zijn lot nagekeken: serie 29876, nummer 56, en onderweg had hij het nog eenige malen herhaald. Hij deed of hij eens wilde zien welke boeken in de étalage lagen,, maar keek, schijnbaar heel ter loops, naar een telegram, dat er inderdaad hing: Cito 39876, nummer 76. Toen ging Toxopaeus, diep teleurgesteld, verder. Maar onderweg troostte hij zich. Er waren immers nog andere hooge prijzen. Plotseling overviel hem de vrees,

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 15