12
ONS ZEELAND
is, die zoozeer wordt miskend als de geneeskunde.
Want juist doordat de zieke mensch van haar heil ver
wacht, in haar zijn betrouwen stelt, op haar zijn hoop
vestigt, kan teleurstelling in zijn verwachtingen alleen
dit gevolg hebben, dat zijn geloof in deze menschelijke
kunde verdwijnt, en de geneeskunde wordt, nu zij den
zieke geen baat geeft, evenzeer versmaad en verguisd
als zij tevoren geëerd en gehuldigd was.
En dan is het oogenblik gekomen dat de zieke of
zijn omgeving naar andere middelen ter genezing uit
ziet. De officieels wetenschap heeft hen niet kunnen
helpen; welnu, er is nog een andere kunde, die gene
zende kracht bezit. Onopgeschreven, maar van geslacht
tot geslacht, van mond tot mond overgegaan, leeft
onder alle volken de wetenschap die de genezende
kracht van kruiden en planten en levenlooze, onbe
zielde voorwerpen kent, het gezondmakende vermogen
van bezweringen en tooverspreuken, de heilbrengende
gave van bevoorrechte personen. Tot haar neemt de
zieke mensch zijn toevlucht, hetzij uit een vast geloof
in haar vermogens, hetzij uit de overweging dat alles
aangegrepen moet worden waarvan men herstel kan
verwachten, en met de geruststellende overtuiging dat
het middel waartoe men zijn toevlucht neemt, zoo het
al dan niet baat, toch ook niet zal schaden.
Er is geen vak dat zooveel aanhangers telt als de
volksgeneeskunde. Hoezeer het in den menschelijken
aard ligt, zich immer te bemoeien met datgene waar
mede men nu juist niet, door aard en aanleg, op de
hoogte is, bij geen andere tak van het menschelijk
weten en kunnen komt dit zoo duidelijk uit als bij de
geneeskunde. Bekend is de anecdote van den nar van
den hertog van Ferrara die, om te bewijzen dat van
alle beroepen dat van arts het sterkst vertegenwoordigd
was, tandpijn voorwendde en toen zich niet minder dan
tweehonderd verschillende middelen tegen deze kwaal
zag aanprijzen. En ieder die wel eens aan een eenigs-
zins langdurige ziekte heeft geleden kan dezelfde er
varing hebben opgedaan; van alle kanten is men hem,
buiten de officieele geneeskunde om, raad komen bren
gen en, alle raadgevers hebben hem hun middel als
het eenige onfeilbare aangeprezen.
De tijd ligt nog niet zoo heel ver achter ons, dat de
geneeskundige voorziening op het platteland, ook in
Zeeland, nog veel te wenschen overliet en in menig
dorp medische hulp of in het geheel niet, of in onvol
doende mate aanwezig was. Ook dit heeft de volks
geneeskunde een belangrijke plaats in het volksleven
ten plattelande bezorgd, waaruit zij zich niet gemak
kelijk laat verdringen. Menig jonge dokter heeft een
zwaren strijd moeten strijden toen hij zich vestigde in
een dorp waar men zich tot nog toe weinig of niet
aan de officieele medische wetenschap gelegen had
laten liggen, en eerst na lang en taai volhouden is
het hem gelukt zijn denkbeelden ingang te doen vin
den en de oude volksgeneesmiddelen afbreuk te doen.
Enkele voorbeelden van volksgeneeskunde uit Zee
land wilde ik hier laten volgen. Soms zijn de aange
geven middelen niet alleen tot Zeeland beperkt, maar
in het geheele land en ver daarbuiten bekend, al heb
ik mij zooveel mogelijk gehouden aan wat vooral
typisch Zeeuwsch is en elders, althans in Nederland,
niet voorkomt.
Tegen een zooveel voorkomende kwaal als hoofd
pijn droeg men vroeger in Middelburg een zakje
kemp (hennepzaad) in de muts, of een schapenmilt
onder de slaapmuts, maar beide middelen zijn sinds
lang in onbruik geraakt. Wel plakt men nog in vele
streken een cent of een schijfje rauwe aardappel tegen
het voorhoofd, om de pijn te verdrijven. Een af
treksel van maretakken, in rooden wijn gedronken,
wordt of werd in Middelburg tegen vallende ziekte
aangewend. In Zoutelande gebruikt men het vocht
uit de ranken en jonge uitspruitsels van den wijnstok
tegen oogaandoeningen, en elders witte leliebladeren
op olie. Tegen ooraandoeningen steekt men in
Schoondijke een schijfje van den wortel van den
smeerwortel in het oor, en in Middelburg gebruikt men
tegen doofheid 15 droppels bittere amandelolie en
varkensbrood, fijn gesneden en opgelost in wat rooden
wijn. De bladeren van het varkensbrood hebben groote
overeenkomst met de ooren, en aan dit feit dankt deze
plant haar invloed op doofheid. Een handvol wijn
ruit op rooden wijn met witten honing moet in Mid
delburg een probaat middel tegen bronchitis zijn; in
Zierikzee neemt men er spijkerbalsem en ruwe wie
rook voor in. Overal in Zeeland wrijft men, bij een
verstopten neus, den neusrug met kaarsvet in. Groot
is het aantal middelen tegen keelpijn. In Ierseke bindt
men rauwe mosselen tegen de keel, in Wolfaartsdijk
en Goes levende pieren in een zakje. In Schoondijke
kookt men een zwaluwnest in melk en legt dat in een
doek op de keel. In Middelburg bindt men zich alleen
maar een zwart lint om den hals, en elders op Wal
cheren, o.a. in Domburg, een vuile kous. Ook inwen
dige middelen worden aanbevolen: in St. Anna ter
Muiden het eten van ongezuiverde krenten of rozijnen,
in Goes het gorgelen met gortwater, waarin vijgen zijn
gekookt, en in Middelburg het slikken van slangen-
kruid met keukenstroop. Een derde Goesch middel
tegen keelpijn is het volgende: Men neemt een leven
den kikvorsch en houdt dien in den mond met zijn
bek naar de keel, tot hij gestorven is; hij wordt dan
zwart en dik en heeft den brand van de keel afge
trokken. Als voorbehoedmiddel tegen asthma draagt
men in Schoondijke een zakje met pieren op de borst.
Niet minder groot is het aantal huismiddeltjes voor
een zoo algemeen voorkomende kwaal als tand- en
kiespijn. In Middelburg spoelt men den mond met
brandewijn ik heb het middel als kind meermalen,
en met succes, toegepast of met een aftreksel van
witten nieswortel. In Schoondijke legt men varkens-
mest, en in Ierseke armeluispleister op de wang. In
Middelburg doet men wat bloed uit de aangetaste tand
op een lapje en begraaft dat; men heeft er dan nooit
meer last van. Om zich geheel voor tandpijn te vrij
waren draagt men in Wolfaartsdijk de tand van een
doode bij zich.
Tegen de roos hield men vroeger algemeen een
tortelduif in een kooi; men meende dat deze vogel de
roos zou aantrekken. Meestal moest de patient zelf
den vogel verzorgen of uit het fonteintje, dat in de
kooi hangt, drinken. Een eigenaardig middel tegen
been- en gewrichtstuberculose, de z.g.n. „beeneter",
kent men in Ierseke. Men zoekt er bij het afgaan van
het water mosselen, legt ze met het opkomen van den
vloed op het zieke lichaamsdeel en laat ze liggen tot
het water weer zakt. Worden de mosselen, spoedig
nadat ze opgelegd zijn, zwart, dan herhaalt men die
bewerking tot driemaal toe, Tegen rheumatiek ge-