HET JOURNAAL
VAN PHILEMON ZIJDEWIND
10
ONS ZEELAND
Uk
Ze is jong, ze is teêr, ze heeft in hooge mate dè lijn,
ze is een kind van den modernen tijd, en ze gaat
trouwen.
Sceptisch staan de ouderen van dagen er tegenover.
Dat jonge ding, dat kort geleden nog al haar heil
zag in Charlestonnen, Black Botommen en chauffeeren!
dat moet trouwen!
En ze gnuiven al bij voorbaat bij het vooruitzicht,
hoe scheef de boel wel zal gaan en verheugen zich
danig de dwaze moderniteit van het a.s, nestje in oogen-
schouw te mogen nemen. Want, wat kun je nog aan
degelijkheid verwachten in dezen verdwaasden tijd,
waar huiselijkheid en knusse genoegelijkheid uit het
woordenboek verbannen lijken.
Maar het jonge meisje verbaast plotseling al haar
vrienden en kennissen door te verklaren, dat ze buiten
gaat wonen, zomer en winter buiten, in een heerlijk
ouderwetsch huis, met zooveel grond er om heen, dat
ze geiten, eenden, kippen en duiven kunnen houden.
„En ons huis is zóó gelegen, dat jullie den ingang
heusch niet zoo gemakkelijk kunt vinden", vertelt ze
de gretig luisterende kennissen. „Wij kunnen jullie van
den weg af zien aankomen, maar voor je onze woning
door laantjes en berceaux bereikt hebt, zijn wij al lang
onzichtbaar en lachen jullie, die den klopper op de
deur laten rameien, heerlijk uit."
Mèn zwijgt, mèn denkt des te meer.
„We moeten niets van al jullie druk gedoe hebben,"
gaat ze voort, „in ons huis zal niet gedanst worden,
er zal geen Jazz-muziek weerklinken, we hebben er
volledig genoeg van!"
„Plotselinge verstandsverbijstering," zegt donkere
Bob, die naast blonde Kit op den divan hurkt.
Het jonge ding wil even een nijdig en overtuigend
betoog houden, maar haar a.s. man kijkt haar aan, ze
lachen beiden en zwijgen.
Eenige weken later.
„Heb je het gehoord?" vraagt blonde Kit, die met
„de heele kliek" in een dancing zit en ze neemt de
lange wit ivoren cigarettenpijp even uit haar iets te
rood kersenmondje, „ze zitten allebei op stramien te
borduren!"
„Wat, wie?" vragen de anderen, die zich na de
vermoeienis van een geheide Black Bottom niet zoo
plotseling kunnen oriënteeren.
„Loulou en Walthi, natuurlijk," zegt Kit ongedul
dig. Waar zou ze het nu ook anders over kunnen
hebben,
„Wat doen ze?"
Alle jongens- en meisjeshoofden (neen, dat kun je
in dezen tijd niet meer zeggen) alle jongenshoofden
dus, buigen zich vol belangstelling naar Kit toe, naar
Kit, die in één adem, een heusche blos op de teêre
wangen, vertelt:
„Ja, zeg, ik kwam er gisterenavond en toen zaten
Loulou en Walthi honneponnerig in de huiskamer bij
Mams en Paps, op stramien te borduren!"
„Op stramien? Zijn ze gek? Dat deden onze voor
ouders! En deed Walther dat ook? 't Is toch niet
waar?"
„Heusch, heusch waar!" Kit's pervers kopje knikte
ijverig.
„Hij vult het zwart in en zij maakt de kleurige
bouquetten. Kussens voor de antieke stoelen! O, zeg,
't zal er zoon saaie boel worden! Inplaats al die reuze,
mooie, moderne meubels van onze binnen-architecten,
nemen ze kussen-kasten en oude dressoirs en kabinet
ten en allerlei ouden, viezen rommel, dien ze hier en
daar opduikelen, En er komt een hoerenkamer met
een schouw, waar ze houtblokken in branden en een
kaarsen-kroon! Gewoon om dood te gaan, als je daar
met je beidjes in moet zitten en dan op zóó'n gehucht!
En ze nemen géén ingebouwde piano en géén radio
en géén gramophoon!"
„Waar moeten ze dan op dansen?" vroeg stom van
verbazing een der vriendinnen.
„Dansen!" kir-lachte Kit ironisch. „Ze dansen niet
meer, ze gaan samen Smyrna-kleeden maken als ze
getrouwd zijn!"
„Goeie hemel, wat een huwelijk!" steunde weer een
ander.
„Binnen drie maanden smijten ze de heele rataplan
naar de vlakte en komen ze weer in stad terug, dat
profeteer ik jullie, lui!" zei een man met vrouwen
figuur en een Charleston-broek aan.
„Als ze dan nog bij elkaar zijn!" zei somber een
gescheiden vrouwtje, dat er uitzag of ze zestien
jaar was.
Maar in de huiskamer van het ouderlijk huis zaten
Loulou en Walter en de draden werden in gelijkmatig
rhythme door het stramien gehaald en telkens was er
een even opkijken en iedere keer van elkaar aankijken
hield een toekomstbelofte in.
En in het stramien werd geborduurd een ernstig
willen om van hun leven iets beters te maken, dan
wat de tegenwoordige jeugd er van maakt.
Het daghet in het Oosten. E. B. B.
(Gecondenseerd extract)
24 Augustus. Toen ik vanmorgen 't meisje open
trok, dat wil zeggen, toen ik de deur voor haar opende
ik kan geen bloed zien van Sientje gehoord, dat
in Vlissingen een melkoorlog was uitgebroken. Dat
bericht stoorde wreed mijn pacifistische stemming,
reeds dagenlang aangekweekt door onze margarine, die
in Dordrecht den vrede teekende.
Jossie uitgelaten; die houdt wel van vechten. Aardje
van zijn martiale moeder. Hij vroeg met belangstelling
of de Middelburgsche soldaatjes er nu op los zouden
gaan. Wybo trok zijn broer toen aan de ooren en zei
plechtig-streng: „Jossie onthoud nu eens en voor
altijd, dat 'n melkoorlog op het water uitgevochten
moet worden. Dat ligt meer in de lijn. De klappen
Vervolg op bladz. 12