ONS ZEELAND
12
hem vijf kinderen schonk, waarvan de drie jongens
reeds vroeg stierven. De twee dochters Anna en Eliza
beth huwden later resp. met Cornelis Aerssen van
Wernhout, drossaert van Breda, en den bekenden Cor
nelis Musch, griffier der Staten van Holland.
In 1621 werd Jacob Cats pensionaris van Middel
burg, met welk ambt hij de eerste schrede zette op
staatkundig terrein. Twee jaar later, in 1623, werd hij
pensionaris van Dordrecht en in 1627 vertrok hij als
lid van een gezantschap naar Engeland, dat toen met
Frankrijk in oorlog was en bleef daar eenigen tijd de
Hollandsche belangen behartigen,
Kort na zijn terugkeer in het vaderland overleed
zijn vrouw. In September 1629 werd Cats na den
dood van Anthony Duyck tot het ambt van pensionaris
van Holland geroepen, dat hij tijdelijk waarnam tot
April 1631, toen door de benoeming van Adriaan Pauw
in de vacature was voorzien. Drie jaar later werd Cats
wederom met de tijdelijke waarneming van het toen
maals gewichtige ambt belast, terwijl hij in 1636 zelf
tot raadpensionaris van Holland werd benoemd.
Op den hoek van de Noordstraat staat het huis,
waarin Cats gewoond heeft.
Na den vrede van Munster in 1648, waar de repu
bliek der Vereenigde Nederlanden als onafhankelijke
staat werd erkend, kreeg de ruim 70-jarige Cats er
nog de betrekkingen van grootzegelbewaarder der Sta
ten en grafelijkheid van Holland en Zeeland er bij.
Deze tijd was wel de moeilijkste uit heel het leven
van den staatsman vooral ook, omdat de jonge en
onstuimige Prins Willem II in dien tijd herhaaldelijk
trachtte zijn geknot gezag te herstellen en te hand
haven. De 70-jarige grijsaard, die niet tot de krach
tigste staatslieden behoorde, die Holland in de 17e
eeuw heeft gekend, heeft toen heel wat moeilijke dagen
doorgemaakt. Na de bekende Statenvergadering van
1651 trad de 74-jarige raadpensionaris van het Hol
landsche staatstooneel af. Toch liet men hem nog niet
los, want met nog twee andere, bekende politici dier
dagen, werd hij naar Londen afgevaardigd om de be
langen der republiek tegenover Cromwell voor te staan,
maar de onderhandelingen hadden niet het gewenschte
resultaat en het gezantschap keerde onverrichterzake
huiswaarts. Van toen af aan trok hij zich uit het woe
lige staatsmansleven terug en vestigde zich te Zorg-
vlied, waar hij verder kalm zijn laatste levensjaren
sleet en uit welken tijd een reeks rijmwerken dag-
teekenen.
Den 12en September 1660 overleed de hoogbejaarde
staatsman-dichter en werd zijn stoffelijk overschot in
de Kloosterkerk in het Voorhout te 's-Gravenhage be
graven, waar een opschrift op een der pilaren zijn
laatste rustplaats aanwijst. In zijn geboorteplaats
werd in de eerste helft der vorige eeuw een standbeeld
te zijner eere opgericht. Op het stadhuis te Brouwers
haven is nog een oorspronkelijk exemplaar van zijn
gedichten, met platen en zilver beslag, door hem zelf
aan zijn geboorteplaats geschonken, te zien, evenals
een gedenksteen in een gevel van een huis aan de
Noordstraat aldaar, waar Cats den 10 November 1577
werd geboren.
En thans iets over zijn dichtersgaven. Het is on-
noodig te zeggen, dat de gedichten van „vader Cats"
verouderd zijn en niet meer of althans zeer sporadisch
gelezen worden. Maar in het midden der vorige eeuw
was geen dichtbundel zoo algemeen onder ons volk
geliefd en verspreid als juist de dichtwerken van Cats.
De bekende Busken Huet had niet veel met Cats op;
hij zegt ergens van hem: „rijmelaar en kwezel", maar,
wanneer Cats geen dichtersgaven had bezeten, dan zou
hij stellig niet drie eeuwen lang hebben gesproken tot
het hart van zijn volk. Typeerend voor de waardeering
van zijn werken is wel een uitspraak van den bisschop
van Mechelen tot den grooten Vondel: „Ahwel, sin
jeur Vondel, ghy rymt zeer aardig, maar ghy zyt nog
lang gienen Cats!"
Potgieter was heelemaal geen vriend van hem. Hij
schrijft dan ock: „Trots het vervelende zijner versi
ficaties, onvergeeflijk als die was, daar Hooft's gedich
ten voor de zijne het licht zagen, trots het leunstoelige
zijner dichtsoort, die doorgaans vertelt, zonder ver
wikkelingen en knoop, zonder vragen of een lange rede
in den mond des sprekers past, trotst dat alles, maakte
Cats opgang."
Ja, dat deed hij inderdaad, omdat hij was: volks
dichter, die volkomen den volkstoon wist te treffen;
het volk herkende in Cats' verzen zijn eigenschappen
goede en slechte, zijn sympathiën en antipathiën, het
volk zag zich in deze door den dichter gevleid en
gestijfd.
Bilderdijk heeft zachter over hem geoordeeld, toen
hij hem toeschreef: een uitgebreide geleerdheid, een
wel geoefend verstand, deugdzame grondbeginselen en
meer dan gemeene (gewone) kennis van het mensche-
lijk hart.
Hoewel Cats bijna nooit een krachtigen, verheven
toon aansloeg, toch mag men hen den eere-naam van
dichter zeker niet onthouden, zooals uit sommige zijner
verzen blijkt.
Wel ligt de tijd al ver achter ons, dat de Staten
bijbel en de werken van Cats elk op een hoek van
den schoorsteen in de huiskamer prijkten, maar zijn
naam leeft nog voort tot op dezen dag.
Het beste middel om den mensch te doorzien, blijft
trots Röntgen de menschenkennis.