PUROL ès2P Gesmette en roode huid bij kleine kinderen „Ons Zeeland" verhalen 12 ONS ZEELAND verzacht en geneest men met - - ii,i,m,ii,— i,i„ I,.,, (Ingezonden Mededeeling) MAX door FERDINAND. De afstamming van Max langs de vaderlijke lijn, ligt in duister. Toch gaf Max reeds op jeudigen leeftijd blijk van eigenschappen, die eenige aanwijzing konden geven omtrent de richting, waarin een onderzoek naar het vaderschap zou moeten worden geleid. Max' moeder was steeds strak aan het lijntje gehouden, en degenen, die haar verzorgden, waren er immer op bedacht geweest, haar niet een vrijheid te gunnen, welke gevolgen zou kunnen hebben, die niet werden gewenscht. Maar alle zorgzaamheid mocht niet baten, en één oogenblik van verslappend toezicht was vol doende, om alle vorige waakzaamheid ongedaan te maken. Wat baatten toen ernstige standjes? Wat zou den ernstige bestraffingen hebben gebaat? Een halve nacht was zij uit geweest, en toen zij terug kwam was er alleszins reden te veronderstellen, dat gebeurd was wat streng toezicht had willen voorkomen. Aanvankelijk werd, na den terugkeer van de afge dwaalde, het toezicht verscherpt, maar zoodra zeker heid bleek, wat men eerst nog maar had verondersteld, werd de eerst fel gesmade omringd met een groote teederheid, die nog toenam, toen op zekeren dag vier mollige kleintjes in de mand tegen moederhond lagen aangedrongen. Een van deze vier was Max. Hij scheen wel de lieve ling van moeder, die zijn witte, donzige vachtje met de zwarte vlekken aan weerszijden op den kop, en de ronde zwarte vlek op het achterlijf, zoo schoon likte, alsof het diertje in een warm badje was gewasschen. En het lag in de, door een enkel stoffig raampje schaarsch verlichte schuur als een helder wit vlekje tusschen zijn drie diepzwarte broertjes tegen het logge bruine moederlijf. In dien toestand was het, dat Max kennis maakte met zijn toekomstige kleine baasje Freddy. Max was toen vijf weken oud, Freddy bijna evenveel jaren. Het jongste was met vader en moeder gekomen om een van de hondjes uit te zoeken voor zijn verjaardag. De mand werd voor die gelegenheid uit de schuur in de woonkamer gedragen, trouw gevolgd door moeder-hond. Freddy zag zich eerst het gewriemel van de ronde diertjes eens aan, en toen, met zijn kleine handjes het wit-zwarte beestje uit de mand tillend: Die wil ik graag hebben, moeder. De moederhond hief zijn groote lobbeskop op naar de geheven handjes van het kleine ventje, en likte den rimpeligen snoet van zijn lievelingsjong. Zijn bruine oogen stonden vragend en de lange ooren hingen toen slap langs den kop. Het beteekende immers een af scheid. Ferdinand van Maanen, Freddy's vader, woonde in een eenvoudig landhuisje dicht bij de provinciestad waar Max was geboren. Er was in het gezin van Maanen veel en lang over een hondje gepraat, maar de gelegen heid om er een te krijgen, deed zich toch zeer onver wacht voor, zoodat er nog niets voor den nieuwen huisgenoot in orde gebracht was. Freddy had zijn nieuwe vriendje een plaatsje in zijn eigen bedje toe bedacht, maar dit vonden vader en moeder niet goed. Mevrouw van Maanen had ernstige bezwaren tegen het voorstel van haar man om Max den nacht voorloopig te doen doorbrengen in de keuken. Buiten overnachten ging ook niet, want het was nog vroeg in het voorjaar, en de nachten waren koud. Mevrouw van Maanen wilde een mand aanschaffen. Haar man gevoelde meer voor een hok, dat hij dan zelf wel timmeren kon. Maar men wist niet, of de mand dan wel het hok groot of klein moest zijn, want men was onkundig van Max' voor nemens, of hij als een groote of een kleine hond door het leven zou gaan. Wel had mijnheer Schippers, de buurman der van. Maanens, gezegd, dat het een groot dier zou worden: Max' breede pooten en ruime vel waren de aanleiding geweest tot deze voorspelling. Maar zij was vaag. „Groot en groot is twee", had mijnheer van Maanen zijn echtgenoote opgemerkt, toen deze, cm op alle gebeurlijkheden te zijn voorbereid, een mand van de grootste maat had aangeraden. En hij had voorts overwogen, dat, wanneer hij dezen raad wilde volgen, hij zijn plannen tot het timmeren van een hok, hij misschien meer ruimte van zijn tuin zou moeten missen, dan. hem lief was. Terwijl de heer en mevrouw van. Maanen in de keu ken over het vraagstuk stonden te beraadslagen, en inmiddels met voldoening door de geopende deur het spel van Freddy met Max in den tuin gadesloegen, kwam het jonge dartele dier, telkens omvallend en waggelend op zijn korte, breede pooten, naar binnen gehold, tot groote vreugde van Freddy, die achteraan holde. Midden in de keuken, op de nieuwe cocosmat, stond Max plotseling stil, en rondom zijn wijd uitge strekte pootjes vloeide een klein plasje uit. Mevrouw van Maanen luchte haar schrik in een: „foei, leelijk beest Het leelijk beest scheen deze plotselinge kreet als een uitdaging te beschouwen. Het was met twee dwaze sprongen bij mevrouw en hechtte zijn scherpe tandjes in de lichte zijden kousen van zijn meesteres, die het diertje met een fikschen tik van zich af sloeg, dat het rond rolde door de keuken, maar onmiddellijk daarna weer naar buiten dartelde om een wegwaaiend blad achterna te rennen. Mevrouw van Maanen onder zocht haar kous en moest constateeren dat er twee gaatjes in getrokken waren. Dat was het eerste, dubbele leed, hetwelk Max de familie van Maanen aandeed. Alleen Freddy leed niet mede, maar had groote pret in het geval, en dat Max zoo plotseling achter het waaiend blaadje was aan gesprongen, had Freddy bovendien de zekerheid gege ven, dat Max beantwoordde aan het ideaal, hetwelk hij zich van. zijn hondje gevormd had: Max moest een echte jachthond zijn. Ook de heer van Maanen was door het gebeurde niet zoo hevig ontdaan als mevrouw wel gaarne gezien

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 12