14 ONS ZEELAND Ontmaskerd J. BLEIJERVEEN. Nu is ons verder gebleken, dat Buck een brief heeft geschreven aan den millionair Rawson Barrey, dien hij, om een tot nu toe onbekende reden, geheel in zijn macht schijnt te hebben. In dien brief eischt hij van den millionair, dat deze hem vanavond hier een bedrag van drieduizend pond sterling ter hand zal stel len. Zooals je ziet heb ik me als Buck vermomd. een pruimeboompje, waarachter het hok bleef haken. Pogingen om verder te komen, mislukten, en Max legde zich bij het onvermijdelijke neer. Vermoeid strekte hij zich onder den mooien pyramidevorm van 't met jonge blaadjes en barstende knopjes preikende boompje uit, en begon te knabbelen aan de takken, die onder zijn bereik waren. Drie ervan had hij, vlak tegen den stam aan, afgeknabbeld, toen mevr. van Maanen en Fred dy huiswaarts keerden. Vol entzetting staarde mevrouw de ruïne aan en bukte zich cm een der afgebeten takken te grijpen ten einde Max zijn gerechte kastijding toe te dienen. Max begreep de beweging van zijn meesteres echter blijkbaar verkeerd, en meende, dat zij zich bukte om hem ter begroeting te liefkoozen. En aangezien zulks niet van een kant komen kan, sprong Max tegen zijn meesteres op en veegde zijn zwart-aardige pooten langs haar witten mantel dat er twee vuile strepen op vlekten en trok met zijn scherpe tandjes in liefkoozenden beet een laddertje in haar zalmkleurige zijden kous. Lezeressen en lezers, staat mij toe, dat ik hier mijn verhaal van Max' ondeugden eindig. Laat ik u dit alleen nog mogen zeggen: Max is een heel lieve hond geworden. En wanneer hij langer had mogen leven, waren zijn ondeugden nog wel weer in ondeugden ver teerd. Maar Max mocht niet ouder worden, dan goed één jaar. Gisterenavond is de hond in zijn wild-vrije spelen onder een wilde auto geraakt, en vijf minuten later, inwendig wel heel zwaar gekneusd, zijn poot in Fred dy s kleine handje, in hel gras langs den weg gestorven. Die bekende, om hulp smeekende oogen van het trouwe dier staarden me heel den nacht aan, en nu nog. Voor die weenende oogen, en met dien feilen angstgil nog in mijn ooren, kan ik niet meer over Max', zelfs on schuldige, ondeugden schrijven. door In de donkere gang stonden ze stil voor de ge sloten deur. De kleinste der twee opende haar be hoedzaam, knipte het electrische licht aan en beduidde zijn metgezel binnen te komen. Toen sloot hij de deur en met een opgewekt: „Zie zoo, we zijn er", liet hij zich in een fauteuil vallen. Zijn metgezel bleef, als op orders wachtend, in een hoek van de kamer staan. Hij droeg de politie- uniform. Een rijzige, pootige kerel, op wiens ge zicht duidelijk te lezen stond, dat hij voor geen kleintje vervaard was. Een oogenblik was het stil in de kamer. Toen verbrak de kleinste het zwijgen en zei: „Bill, ga hier zitten, dan zal ik je omtrent de zaak op de hoogte brengen. Vóór alles echter een vraag: is je revolver geladen? Je kunt hem wel eens noodig hebben!" Op het bevestigend antwoord van den agent ver volgde hij „Zooals je weet betreft het hier Buck Cuward, dien aartsmisdadiger. Welnu, op het bureau hebben we een anoniemen brief ontvangen, waarin ons werd medegedeeld, dat Buck Cuward op deze flat eenige kamers had gehuurd om zijn duistere praktijken uit te oefenen. Je weet wel, dat we in den regel op ano nieme brieven niet veel acht slaan, maar als het met Buck Cuward in verband staat, maken we op dezen regel een uitzondering. „En die vermomming is bijzonder goed geslaagd; als ik niet beter wist zou ik zweren Buck zelf voor me te zien," viel de agent hem in de rede. De ander lachte flauwtjes en vervolgde: „Ik zal nu de rol van Buck spelen en het geld in ontvangst nemen." „En Buck zelf dan, Mijnheer Lawfield? Komt hij dan ook niet hier?" vroeg Bill, nog niet heelemaal het plan doorziende. „Wel nee, kerel, daar is geen kans op. Luister maar: Buck heeft Mr. Rawson Barrey om elf uur hier be steld. Voor zijn eigen veiligheid zal hij hier dus niet veel eerder dan, laten we zeggen, kwart voor elf zijn, om den millionair drieduizend pond lichter te maken. We hebben echter aan Mr. Rawson een, met den naam „Buck" onderteekend, briefje gezonden, met de mede- deeling, dat hij hier in plaats van om elf, om tien uur verwacht wordt. Als de echte Buck dus komt, is alles afgeloopen!" Verwonderd had Bill naar het verhaal geluisterd. „Nu begrijp ik het," zei hij, „en dan arresteert U hem natuurlijk!" „Allicht!" antwoordde de detective, „maar kom Bill", liet hij er op volgen, „het is kwart voor tien. Binnen een kwartier komt Mr. Rawson Barrey en dan moeten we klaar zijn. Jij gaat achter dat scherm en komt niet eerder te voorschijn, dan wanneer ik je roep. Begrepen?" „Best Mijnheer", antwoordde de agent, en ver dween achter het kamerschut. Lawfield stak een sigaar op en wachtte af Na ongeveer tien minuten klonk zacht een tik op de deur en voordat Lawfield „binnen" kon roepen, trad een oude heer de kamer binnen. Leunend op een stok strompelde hij meer dan hij liep naar den stoel dien de pseudo-Buck hem aanwees en nam daar op plaats. „Well, Mr. Rawson", begon de detective het ge sprek, „U bent mooi op tijd, mijn compliment!" Mr. Rawson deed alsof hij de sarcastisch uitgespro ken woorden niet gehoord had en zei kort: „Maak het niet te lang. Hier is het geld." Bij deze woorden haalde hij een pakje bankbiljet ten te voorschijn en reikte het Lawfield over. Deze stak het in den zak en zei verder niets. Mr. Rawson echter scheen niet tevreden en aarze lend begon hij „En waar zijn nu de brieven, die je beloofd hebt mij terug te zullen geven?" „Brieven?" was de vraag. „Man, ik weet van geen brieven. De zaak is zoo in orde!" Toen, plotseling, vlugger dan men van een ouden heer zou verwachten, stond de millionair op en met

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 14