1 Hoe men elders lacht „Jonge dame, U zult hebben opgemerkt, dat ik U sedert eenigen tijd niet onverschillig 'ben. Wilt U mij machtigen, dit aan Uw mama mede te deelen?" (Uit ,,Le Ruy Bias",) „Waarom huil je zoo, jochie?" „Och, och.... moeder noemde vader een halfgare uil, en vader moeder een stomme koe." „Moet jij daarom zoo huilen?" „Ja, want als zij dat zijn, wat ben ik dan wel?" (Sidney Bulletin.) liji'.I !lf llll'l i'i „Lieve kind, ik heb pas de vorige maand een modiste- rekening voor je betaald van 374.en nu ontvang ik er alweer een van 287. „Wel schat, zie je nu wel dat ik vreeselijk aan 't be zuinigen ben?" (London Opinion.) Een beroemd kubist legt in gezelschap van vele arties ten een grasveld aan. (Punch.) Voorzitter (na een geweldige taaie lezing): „Ik geloof dat wij professor Droogman dankbaar moeten zijn voor zijn interessante voordracht en ik ben er zeker van, dat wij allen heel wat geleerd hebben over vlinders eh bijen, of eh kevers of waarover anders hij ge sproken heeft. (London Opinion.) Man (in schoonmaaktijd thuis komend van 't kantoor): „Lieve, heb je dat gouden overhemdknoopje al terugge vonden, dat ik kwijt raakte toen je uit logeeren was?" Vrouw: „Ja, achter de kleerkast, tegelijk met deze leege flesschen." iPa^^^^owJ.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 16