Een nieuwe Prijsvraag DE GEBOUWEN-PRIJSVRAAG 14 ONS ZEELAND kens of groote musschen liet zien, om zijn opinie te vragen omtrent het duivenras dier vogels. En gewoon lijk slaagden ze er in, die schijnduiven aan hem voor goeden prijs te verkoopen. Tante Jans, Gerrit's vrouw, bemerkte wel, dat men op zijn ijdelheid speculeerde, doch hij verwaarloosde gewoonlijk haar waarschuwingen. A's Jans het dan wel eers op haar heupen kreeg en de vrienden od hun nummer zette, beklaagden dezen zich op hun eigen manier bij Iinker.-Gerrit. Gerrit, zeiden ze dan, jij bent nogal link, maar ik geloof dat tan'e Jans óók link is. Best mogelijk, antwoordde hij dan, zijn dom gezicht een uitgeslapen uitdrukking gevend. Maar ze is niet zoo link als ik. Dat is zoo, gaven de vrienden dan toe. Maar waarom bemoeit ze zich dan met jouw zaken? Daar wou ik juist een stokje voor steken. En Gerrit ging dan naar huis en stak er een stok voor, of liever, legde dien over haar rug. Eindelijk had tante Jans genceg van de linkheid van haar man en besloot ze hem een lesje te geven. Ze sprak met haar jongeren broer af, dat hij en een zijner vrierden zekeren nacht bij haar zouden komen inbreken. Ze moesten Gerrit een geduchten schrik aanjagen, hem een paar tikken geven, en zich voor den schijn met haar byouterieën uit de voeten maken. Zij zou zorgen dat dien nacht de kamerdeur niet op slot was en dat haar kostbaarheden voor de hand lagen. Piet, haar broer, vond het een aardige grap. Zelfs zóó aardig, dat hij er niet over kon zwijgen. Nadat hij de zaak aan zijn vriend Frans had verteld, weidden ze er over uit in alle kroegjes, waar ze gewoon waren, hun avonden door te brengen. Tenslotte wist de heele buurt, uitgezonderd linke-Gerrit, dat Piet en Frans op een bepaalden avond ,,vocr de jen" bij linken-Gerrit zouden inbreken. Oók de buren. En een ieder had van te voren al schik voor drie in het geval. Den avond van den nacht der inbraak was een groot gezelschap bijeen in de gelagkamer van Kees-met-het- duimpje. Ook linke-Gerrit was aanwezig, Piet en Frans en meerdere buurtgenooten van goeden en min der goeden naam. Onder anderen scheeve-Hein, die zoo heette omdat zijn broer scheef liep, en zijn mak ker Dorus-pootje. Toen Gerrit tegen twaalf uur naar huis wilde gaan, nam scheeve-Hein hem even apart. Gerrit, zei hij ernstig, jij bent nogal link, niet waar Dat ben ik, antwoordde Gerrit op vasten toon. Nou, dan weet je ook wat het in heeft, dat je zwager Piet heele nachten op straat rondzwerft. Dat weet ik zeker, antwoordde Gerrit schrander, schoon hij nog nooit iets had gehoord van Piet's nach telijke omzwervingen. Als de politie de hand op hem legt, is-ie zuur. En dat zou zonde zijn voor den jongen. Dat is vast. De jongen heeft nog nooit gezeten. Ik hoorde 'm straks iets fluisteren tegen zijn maat Frans van een „kraak zetten". Wees jij nou zoo link en hou die jongens vannacht in het oog. En laat je niet beetnemen. Van verschillende abonné's bereikten ons reeds verzoeken om een nieuwe „Ons Zeeland"-prijsvraag. Thans kan mede gedeeld worden dat een nieuwe puzzle in voorberbereiding is, en dat deze in den loop van October aanvangt Alle „Ons Zee!and"-abonné's zullen aan deze interessante prijsvraag kunnen deelnemen. Tal van schitterende prijzen worden weer in uitzicht gesteld Gedurende den winter zal geheel Zeeland zich met onze H „Gebouwen-prijsvraag" onledig houden. Reken daar op, beloofde Gerrit, trouwhartig. Eenmaal thuis, komt-ie vannacht niet meer de straat op. Wat fluistert scheeve-Hein toch met linken- Gerrit? vroeg Piet achterdochtig aan Dorus-pootje. Is je maat nou van zins de grap in de war te sturen? Hou je stil, zei Dorus-pootje zacht. Gerrit het wat in de smieze. Doe jullie nou net of je naar huis gaat. Toen Piet voor de deur der kroeg stond, gaapte hij geducht. Nou, ajuus Gerrit, zei hij. Ik ga d'r fijn onder. Moet je ook niet naar tante Jans? Dat heeft geen haast, antwoordde Gerrit. Ik loop zoover met je mee. Piet nu woonde in de Tuindwarsstraat en dat is nogal ver van de Lindengracht. Doch trots al zijn toger.werpingen, kon hij zich niet van Gerrit losma ken. Ondertusschen stonden Frans en Dorus-pootje tegen elkaar te knipoogen. Vooruit dan maar, zei Frans eindelijk, ik loop zoover mee. Dan loop ik straks wel weer een eindje met Gerrit terug. Bij dit gezegde ving Gerrit een blik op van scheeve- Hein. Hij begreep dien en wandelde gemoedereerd met de jongens naar de Tuindwarsstraat. Loop je nou mee zoover? vroeg Frans, toen Piet voor de leus was naar boven gegaan. Dat kan je gelooven, zei Gerrit listig. Moet je zoo link zijn als ik. Nee jongen, ik schaam me voor jullie en zoolang ik leef, komt die zwager van mij niet in het rooie dorp. Wat bedoel je, Gerrit? vroeg Frans ongerust. Dat weet jij wel. En anders, als je je stil houdt en je wacht een kwartiertje, dan zal je het gauw ge noeg bemerken. Hebben ze je het dan verteld? Verteld hebben ze me niks.... maar ik ben link genoeg om uit mijn eigen lampies te zien. Na een klein half uur kwam inderdaad Piet weer naar beneden. Hij floot en toen doken Gerrit en Frans uit een trapportaal op. Wat zullen we nou eten? vroeg Piet verbaasd. Niets anders dan dat jij weer rechtsomkeert en

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 14