60 ct. per half pond BIGGELAAR'S KOFFIE //^Z>e (houden JCocjzn' ONS ZEELAND plaatsje in de Betuwe, Ik bleef daar een maand. En in die maand gebeurde het. Dat wat mij van al m'n mooie droomen en idealen over liefde en huwelijk zoo bitter weinig overbleef, dat ik mijn leven lang alleen ben gebleven. Je moet weten, Annemie, zoo heette m'n vriendin, was een klein bij de handje. Ze leek op haar moeder, die nog zeer knap was, een donkere, statige vrouw! De eerste dagen van m'n verblijf bij hun in huis, nam ik haar en haar man vaak van terzijde op met 'n hei melijke veieering. Ik vond de ouders van Annemie „het ideale huwelijk". Thuis, bij mijn ouders, had ik te veel herrietjes meegemaakt, van die echte huwelijk ruzietjes zonder veel beteekenis, maar die mij, met m'n ideëele opvattingen, pijnlijk aandeden. Maar hier meende ik „het" gevonden te hebben. Want hier in huis was geen enkele wanklank, was nooit de scha duw van een banale oneenigheid. Toch waren t geen heiligen, de gemoedelijke notaris en z n vrouw. Maar zij wist iedere wrijving in 't bijzijn van anderen te vermijden, had een ongelooflijke tact om z n soms prikkelbaar humeur in toom te houden. En op zijn beurt was hij 'n makkelijk echtgenoot, een „echte, goede vent die zelden aanmerkingen maakte en tevreden was, als hij z'n vrouw of dochter een pleizier kon doen. Maar kort na m n komst in het huis, werd de vre dige sfeer verstoord. Er kwam een onrust, een koortsige opgewondenheid over alles en allen. In een week tijd veranderde onze goedmoedige notaris in een somberkijkend en opvlie gend man, z'n statige en sereene vrouw in een ner veus, vreemd opgewonden wezen. Er kwamen men- schen, die we niet kenden. Eén ervan, hoorden we later, was een inspecteur van politie. Je begrijpt, hoe we brandden, Annemie en ik, van nieuwsgierigheid en van verlangen om de oorzaak van dit alles te begrij pen. Maar men hield die zorgvuldig voor ons ver borgen. Wel merkten we na een tijdje, dat de vreemde opgewondenheid in verband moest staan met de post. Want telkens, als de post iets gebracht had voor den notaris, steeg de sfeer van spanning om ons. En de post bracht bijna eiken dag een brief voor hem. Lange enveloppen waren het, waarvan alleen het zien hem n rood hoofd deed krijgen met woedende oogjes. Als hij die enveloppen open maakte, hij deed het later niet meer in ons bijzijn, trilden z'n handen en we merkten dat ook z'n vrouw dan opeens stil werd, soms midden in een zin bleef steken. Op 't laatst was onze nieuwsgierigheid zoo geprikkeld, dat we er toe kwamen, zachtjes trappen af te sluipen om aan deuren te luisteren of voorzichtige vragen te stellen aan Christien, de huishoudster en aan de andere meid. De eerste liet eindelijk wat los, op een dag dat we haar in de keuken vonden, huilend en snuivend van woede. In hortend uitgebrachte zinnen verraadde ze toen iets van het geheim dat zoozeer onze nieuws gierigheid prikkelde: de brieven die de post bracht, waren anonieme brieven, vol met de gemeenste be schuldigingen tegen de vrouw des huizes. En Christien was diep beleedigd, dat de politie, door den notaris te hulp geroepen, ook haar had ondervraagd. Zij, al vijftien jaar in dienst, zij brieven schrijven waarin 15 dingen stonden. dingen. die ze niet na ver tellen kon. Jaren later heb ik pas iets naders gehoord over die brieven. Ik ontmoette toen toevallig de vrouw van een inspecteur, die destijds bij het onderzoek betrok ken was geweest. Het schijnt, dat er inderdaad zeer zware beschuldigingen in stonden. De bewering, dat de vrouw van den notaris in 't stadje zelf een groot aantal minnaars had gehad ze werden bij naam genoemd, met bijvoeging van de onbeschaamdste dé tails en dat ze verder in de weken, die ze jaar lijks doorbracht bij haar zuster in Den Haag, een even lichtzinnig leven leidde, was eigenlijk nog „tam" bij wat er volgde. Wanneer ze werkelijk alles gedaan had, waarvan ze beschuldigd werd in die brieven, dan had zij een moderne Messalina moeten zijn. Bj^G&LAACTsjtOFFIE BOOM VQOP BOOK KWALITEIT naap iets fyns A_vg;B[056gLAAB S C° POOSEhDAAL Al die bijzonderheden kwamen we toen natuurlijk niet te weten. Maar we vingen toch heel wat op, langzamerhand, en dat prikkelde steeds meer onze verbeelding. We dachten aan niets anders meer, spra ken van niets anders als we samen waren en verdiep ten ons in allerlei gissingen omtrent den schrijver of de schrijfster der brieven. Annemie verdacht de tweede meid, een brutaal ding, dat altijd stoeide met den tuinman. Ik voor mij dacht eerder aan een van de bekende kletskousen uit het stadje, van die zure, lasterende oude vrijsters, die wel eens op bezoek kwamen en dan zoetsappig deden, met van nijd glimmende oogjes. Later heb ik gehoord, dat ook de politie naar deze meening over helde. Er moet een heel drama zijn geweest met een arme, oude leerares, die bekend stond om haar kwade tong en wier handschrift overeen kwam met dat van de brieven. Je begrijpt, wat een emotie die geschiedenis gaf in

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 15