Een nieuwe Prijsvraag UE GEBOUWEN-PRIJSVRAAG 16 ONS ZEELAND het plaatsje. Maar wij, die er eigenlijk zoo buiten gehouden waren, zouden de oplossing van het drama meemaken. Het was op een avond, dat we beiden al in bed lagen, we sliepen in één kamer en dat ik al insliep, vaag droomend van een rumoerige schoolklasse, waar de kinderen schreeuwden tegen den leeraar, tot hij mij plotseling bij een arm greep en heen en weer schudde. Ik schrok wakker en zag dat het Annemie was, die bij m'n bed stond en me aan een arm schudde. En toen merkte ik ook, dat het rumoer uit m n droom in werkelijkheid beneden ons was, in de huiskamer. Daar werd luid en driftig gesproken. Ik zei je al in 't begin, dat Annemie een bij de handje was. Ze trok haar peignoir aan en zei: „Maak voort, als we nu stil naar beneden gaan, kunnen we alles verstaan. Ze praten zoo hard. Ik kan hier al hooren, dat pa woedend is." Op bloote voeten slopen we naar beneden. Ach, hadden we 't maar niet gedaan. Maar je bent jong en brandt van nieuwsgierigheid. We wisten ongemerkt in de achterkamer te komen, waar het donker was en we, door een kier van de porte-brisée-deuren, een deel van de huiskamer kon den zien. De ouders van Annemie zaten daar met een inspecteur van politie, dien we al meer hadden gezien. De notaris was rood en opgewonden, zijn vrouw zat heel bleek voor zich uit te staren. Juist toen we in ons schuilhoekje waren neergedoken, brak de notaris een woedende tirade af en er volgde even een stilte. Toen zei de inspecteur: „Het helpt niet, of u zich al boos maakt. De feiten blijven bestaan. Het handschrift is handig verdraaid. Maar het is van uw vrouw. De brieven zijn verzonden uit Den Haag door het dienstmeisje van uw schoon zuster, dat een groote fooi heeft gekregen, met de opdracht, met kleine tusschenpoozen de brieven te versturen. De notaris onderbrak hem heftig: „Kletspraatjes, laster van een dienstmeid. Waar om in Godsnaam zou mijn vrouw. een vrouw waar niets op te zeggen valt, meneer, waar. Hij stokte, want zijn vrouw was plotseling opge staan. Zij leek nog grooter dan anders, nu ze zoo verrees tusschen de twee mannen. Ze keek recht voor zich uit. Vanaf mijn plaatsje kon ik haar wijd open oogen zien. Toen ze sprak, was haar stem hard en scherp. Het deed me opeens denken aan de manier waarop ze 's morgens met een groot broodmes boter hammen voor ons sneed. „Welnu ja," zei ze, „ja, ja, ja. ik heb ze ge schreven." De notaris staarde haar aan. Hij scheen het niet te kunnen bevatten. „Ja," stamelde hij eindelijk. „Maar. waarom? Al die afschuwelijke beschuldigingen tegen je zelf. Al die. Hij stikte in zijn woorden. „Jij, die ik altijd zoo vereerd heb. na twintig jaar huwelijk...." Haar lach sneed zijn verwarde, gestamelde woor den af. Mij leek dat alles een nachtmerrie. Een angstige droom, waarin ik de menschen die ik dagelijks om Van verschillende abonné's bereikten ons reeds verzoeken om een nieuwe „Ons Zee!and"-prijsvraag. Thans kan mede gedeeld worden dat een nieuwe puzzle in voorberbereiding is, en dat deze in den loop van October aanvangt Alle „Ons Zeeland"-abonné's zuilen aan deze interessante prijsvraag kunnen deelnemen. Tal van schitterende prijzen worden weer in uitzicht gesteld Gedurende den winter zal geheel Zeeland zich met onze m „Gebouwen-prijsvraag" onledig houden. me zag, terug zag als vreemd-verwrongen gedaanten. Dit was toch niet de vrouw die ik dag aan dag zoo kalm en vriendelijk had gekend, zoo geheel de keurige, zekere huisvrouw? Dit wezen met haar wit masker-gezicht en starende oogen? En toen ze weer sprak, leek het me of haar stem uit de verte kwam en toch scherp en fel was als een mes. „Twintig jaar," zei ze. „Ja, juist.... twintig jaar huwelijk. Besef je dan niet, heb je 't nooit leeren beseffen, wat dat beteekent? Wat zijn jullie toch voor wezens, jullie mannen? God. als ik denk aan mn meisjes-droomen, m'n illusies. En als ik dan denk wat jullie verstaan onder liefde. Er zijn menschen die sterven aan een ontgoocheling. Maar twintig jaar van ontgoocheling en dan niét sterven. wat moet dat van je maken? O, we waren een prachtig hu welijk. een voorbeeldig huwelijk, nietwaar? We hadden nooit ruzies, ik zorgde voor je eten en zorgde voor het kind en ik bedroog je niet en. Zijn wij vrouwen dan zoo anders als jullie mannen. Is de hel alleen voor ons? O, die hel van het leven dag aan dag met denzelfden man. Aan 't ontbijt dat gezicht tegenover je en eiken dag hetzelfde gekookte eitje en slappe thee, en 's middags en s avonds altijd het zelfde. En 's nachts. En als je dan denkt aan je jeugd, aan je droomen. Als je dan denkt: dat is nu mijn leven, jaar na jaar, tot ik oud ben en grijs en misschien m'n gouden bruiloft vieren kan. En dan toasten moet aanhooren over „gelukkig huwelijk En niemand geeft je je jeugd terug, je droomen, je leven, het eenige dat je te leven hadt. En je kunt niet eens haten, want eigenlijk is het toch een goed mensch, de man die, na den eersten huwelijkstijd, in de plaats kwam van al je idealen. En al zou je weggaan. je vindt hem toch nooit, dien ander, waarnaar je zoo verlangde als meisje. Misschien zou je gelooven hem te vinden, maar na den eersten dag. na een week, een maand. zou je droom weer sterven. Ik heb 't toch gezien, sinds jaren, hoe het andere vrouwen gaat? Ze dragen toch net als ik hun doode met zich rond? Twintig jaar heb ik mijn doode bij me gedragen. Twintig jaar. dan zou je op 't laatst met je hoofd tegen den muur loopen. Vervolg op bladz. 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 16