ONS ZEELAND 5 Tegen den avond zonden de schepenen een pries ter tot den armen ter dood verwezen knaap, om hem voor het laatst de biecht te hooren, hem te vermanen tot een berouwvolle bekentenis en voor te bereiden tot den dood. Maar de knaap volhardde ook tegen zijn biechtvader in hetgeen hij voor de rechters getuigd had; nimmer had hij eenig mensch leed gedaan, veel min iemand het leven genomen. De priester, die een vroom en godvreezend man was, zag dat zijn biech teling de waarheid sprak en ried hem aan zich tot de Moeder Gods te wenden. Maria, die niet verlaat wie zich met ganscher harte in haren dienst stellen, zou zich ook over hem in zijn uitersten nood ontfermen. Aldus leerde Sint Bernardus zijn jongeren, dat een die naar van Maria in der eeuwigheid niet verloren zal gaan, Toen riep de vrome knaap in zijn eenzame cel de Moeder des Heeren aan en smeekte haar dat zij hem zou bijstaan, nu de menschen hem zijn jonge leven wilden nemen. En hij dacht aan de golvende koren akkers van zijn land, de welige weien, de duistere bosschen, het blauwe water van de breede Schelde al de schoonheid die over de wereld lag uitgestort. Zou hij dit alles moeten derven, hij die de zoetheid van het menschzijn nog slechts zoo korten tijd had genoten en van het wondere hoek, dat leven heet, nog slechts de eerste bladzijden had gelezen? Eén voor één rezen aan den nachtelijken hemel de sterren, en de vogels hielden op met zingen. Al de luide geruchten van het dagleven verstomden, maar onvermoeid rees uit het hart van den armen gevangene het gebed tot Maria, tot wie alle ziel in nood zich wendt, omdat zij alle smarten kan heelen en zoeten troost schenkt aan wien droefheid ten deel werd. Maria, die een moeder van genade is, verhoorde ook ditmaal den smeekeling. Zij zond den milden, vertroos- tenden slaap tot hem, en in den slaap een wonder- visioen. En waar de knaap op den killen grond lag, overmand door droefheid en vermoeienis, zag hij de Moeder des Heeren in een droomgezicht tot zich komen. Op haar arm droeg zij het Goddelijk Kind, en om haar stonden de hemelsche legioenen der engelen. Een stra lend vuur zette den duisteren kerker in hellen gloed, toen Maria sprak: Vrees niet, wees goedsmoeds en vol goede verwachting, want van mijn goddelijken Zoon kreeg ik hulp en ontferming voor u. Toen nam het Christenkind pen en perkament, die de engelen hem overreikten, en Maria hield den inkt koker vast, dien zij met zich hadden gedragen. En Jezus schreef enkele woorden op het perkament, rolde het ineen tot een brief en overhandigde het den jongen weversgezel. Neem dit aan, zeide hij, en wanneer morgen de schout en zijn suppoosten komen om u naar de plaats des gerechts te leiden, zeg hun dan dat gij den Baljuw verlangt te spreken. En wanneer ge voor den Baljuw geleid zijt, zult ge hem dit per kament geven, en als hij het gelezen heeft, zult ge ervaren hoe barmhartig God, hoe goedertieren Maria is voor allen die in nood verkeeren. Het visioen verging, even duister als te voren lag de cel in de eenzaamheid van den nacht. Maar buiten begon een nachtegaal te zingen, en een warme gloed doorstroomde den knaap, nu hij zijn leven- gered wist, den duisteren, onbekenden dood ontkomen. Hoe traag kropen de nachtelijke uren voorbij, met hoe groot De heer Kooiman te Goes vierde onder groote belangstelling den len October j.l. zijn 40-jarig jubileum als organist der Nederd. Herv. Kerk. verlangen zag hij door de hooge tralievensters de sterren een voor een verbleeken. De morgenwind woei om den kerker, van alle zijden begonnen de vogels weer te zingen. Nog enkele uren, en de vrijheid zou hem weer ten deel gevallen zijn. Vroeg in den morgen kwamen de heeren van den gerechte naar 's Graven Steen om den ter dood ver- wezene met veel statie naar de galg te leiden. Toen vroeg de knaap of hij, alvorens men hem het leven nam, den heer Baljuw nog een woord mocht zeggen. Dit verzoek werd hem toegestaan, en toen hij voor den Baljuw was geleid, overhandigde hij hem het perka ment en vertelde er bij, wat hem in den nacht was geschied. En de Baljuw las den brief. Nooit heeft iemand vernomen wat hij inhield, maar terstond werd de gevangene van zijn banden verlost en op vrije voeten gesteld. De galg werd weer weggenomen en al de burgers gingen huiswaarts, God lovende en- dan kende voor deze wonderbare uitredding. Niet lang daarna werd er een steenen beeld gemaakt van Onze Lieue Vrouwe met den Inktkoker en buiten tegen den muur der Onze-Lieve-Vrouwekerk geplaatst. Menig Ave-Maria baden de voorbijgangers er voor, terwijl ze vol godsvrucht zeiden: Ik groet U, Maria, die daar staet, Gij zijt goed ende ik ben kwaed; Wilt Gij mijne arme ziele gedinken, Ik zal U een Ave Maria schinken. Aldus luidt de schoone legende van Onze Lieve Vrouwe van Aardenburg, gelijk ze van geslacht tot geslacht is overgeleverd. Reeds in 1273 - en niet eerst in 1300, zooals in den aanhef der legende gezegd werd moet het won der plaats gegrepen hebben, waaraan het beeld zijn ontstaan te danken had. In 1295 is de toeloop van geloovigen en tengevolge daarvan de rijkdom der kerk al zoo groot, dat de bisschop van Doornik, tot wiens diocese Aardenburg destijds behoorde, aan den paus toestemming verzocht om de Aardenburgsche kerk tot een collegiaal-kerk te verheffen, waarin zestien kanun-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 5