Ideal Naaimachine PUROL ing k 3 EEN WERKELIJK IDEAAL VOOR ALLE HUISVROUWEN IS DE S'ag' verwond dadel ij ONS ZEELAND 9 Daar kwamen we dan op een druilerigen September- middag, bepakt en bezakt met al wat men voor een verblijf van eenige weken in een leegstaand huis noo- dig heeft, in Blaricum aan. We gingen zoo vol goeden moed, we hadden alle geopperde bezwaren van vrienden en familieleden weggelachen en teen we de regen viel juist bij onze blijde incomste bij stroomen neer onze koffers neer zetten in de hoerenkamer mèt de schouw, toen keken we elkaar aan en onze blikken spraken boekdeelen! Bom! zei de mooie, ouderwetscbe klopper met het zwaantje op bet boven luik van de straatdeur. ,,Hè! ik schrik me dood!" zei ik, eenigszins bleek om m'n neus, maar ik bleef in leven. ,,Als je nou ook zoo van alles schrikt, moet je niet in een leeg huis trekken," zei hij, die onder alle om standigheden des levens de kalmste blijft. ,,De slager van Blaricum!" annonceerde een man, die me een boekje onder den neus duwde. Juist had ik hem een bestelling gedaan, toen weder om de klopper onbarmhartig neerkwam en het me bleek, dat dè slager van Blaricum een fictie bleek te zijn, want slager no. 2 kwam zich aanmelden. Teen ik net even op adem kwam, verscheen dè bak ker, mitsgaders dè melkboer, dè groentenman en allen hadden ze dubbelgangers. 't Was moeilijk ze weg te poeieren en ik verzon de list van: we blijven hier maar drie weken, maar in November komt de nieuwe mevrouw en die zal dan wel beslissen wie ze neemt. 't Was laf, maar de regen en de somberheid van een leeg huis hadden er schuld aan. Ik denk, dat het jonge vrouwtje me erg dankbaar zal zijn als dit heirleger van leveranciers 't haar zuur komt maken. Want iedere leverancier is een klop op de deur! ,,Wat een bende!" zuchtte ik, niet doelende op de menschheid, die ons tot klant wilde maken, maar op den vloer, de trappen, de kasten, alles vol spinraggen en stof. „Ik ga eerst dweilen!" m'n Hollandsche aard ver loochende zich niet, „Dat doe je!" zei goedmoedig de man, die z'n houten pijpje al achter de kiezen had en zich reeds kip-lekker scheen te voelen. Ik kreeg de schoonmaak-woede in m'n bloed, stroop te de mouwen van m'n werkscbort op en toog naar de keuken om schoonmaak-attributen te zoeken. „Morgen komen de werksters, zou je maar niet even wachten?" vroeg een bezorgde stem. „Denk je, dat ik die trap op naar de slaapkamer ga, of in die keuken ga kokerellen?" „Och," zei-die, „voor één dag!" Ik haalde m'n schouders op. Een man, hè? U voelt dat! Dies toog ik naar de bijkeuken om water in m'n emmers te pompen. Op, neer, op, neer! maar geen druppel water. Man met de pijp komt er bij. Pompt ook, onder zoekt. ,,'t Ding werkt niet, komt morgen in orde. Buiten is een kraan, zullen we daar even water uit halen: Door den stroomenden regen waden we door den tuin tot waar de kraan staat. Kraan open, wijd open, geen druppel! Gijs, de tuinman, die al eenige weken bezig is wat orde in de bosch-chaos te brengen, ziet ons vruchte loos gedraai. „De waterleiding is nog niet aangesloten! D'r ben wel twee mannen 'weest, maar ze ben weer wegge gaan, net!" „Heelemaal niet net!" lach ik ondanks allen tegen- ,,'t Is een stopwoordje," licht mijn echtvriend in. „Maar je kan wel 'n paar emmertjes bij Aaltje van de buren krijgen, net!" We gaan gedrieën naar bu'vrouw, ieder met een emmer. „Wê-ja, mensie, kom binne, kom binne," noodt Aaltje en zoo goed zijn we niet, of we moeten zoo nat als we zijn binnen komen, in de mooie kamer, met de vaasjes met gemaakte bloemen op de antieke kast en de oude prenten aan de wit-gepleisterde muren. 't Is een gezellige kennismaking en Aaltje, goede, dikke Moeke, biedt ons al haar gerei aan om 't ons gemakkelijk te maken en terwijl een milde lach om haar vriendelijk aanschijn speelt, zegt ze: „Je kom maar, menschies, je kom maar, hoor! Wa' toch ook 'n mense om je nou niet aan te sluiten. Nou maar, je komt maar, net hoor!" Als Aaltje ons eindelijk vrij laat, sjokken we met onze volle emmers huis toe. 't Is een macabere stoet zoo in dien plensenden regen, waarbij nog uit de emmers van de stadsmen- schen het water aan weerskanten over den rand stroomt. Gijs lacht eens, maar hij zegt niets. Ik voel, dat hij denkt: „Sukke mensies toch!" Stop! m'n ruimte is vol! Mag ik dan maar in een volgend kletsje doorgaan? Net! E. B. B. Doos 30en 60,Tube 80 ct. Bij Apoth. en Drogisten.! (Ingezonden Mededeeling)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 9