mum u\ PCEDm Groot gelijk ONS ZEEL AND 7 Het echtpaar Van Haver-Broekhoven te ïerseke, was 10 October een halve eeuw in den echt verbonden. Ik schreef een briefje aan het Arnemuidsche bruidje om impres sies, nadat ze tot tweemaal toe de ondertrouwformaliteiten had teniet doen verklaren. Hier is het antwoord. WILLEM TELL II. Nee, meneer, het is geen grapje, wat we hebben uitgehaald. Dat gedeelte van Uw briefje affronteerde me bepaald. Maar 't zit zoo U moet eens hooren, m'n galant dat is een man, die nooit over één nacht ijs gaat, heusch, daar houdt m'n schat niet van. Telkens als we ondertrouwd zijn telt -ie eens z'n centen na, na de eerste ondertrouwing zeid-ie: ,,'t Is weer noppes, Ka!" En ik mocht toen kiezen tusschen trouwen zonder ooievaar, of voorloopig nog geen bruiloft.... nou ik koos het laatste maar. En de tweede keer toen zeid-ie: „Ka, we bin noe ondertrouwd, mè werentig in me spaerspot istet al wat blienkt gin goud." En meneer die twidde keere gebbe me ook maar gezeid: Ooievaar en gin contanten, geeft de grootste naerigheid. Dus zodoende bin ons beidjes nog in eer en deugd verloofd, en m'n me.kare plechtig nog gin trouwpartij beloofd. Ja noe ja wanneer natuurlijk ons dat beest te glad af is, zulle we misschien wel zegge, dat dan driemaal scheepsrecht is! O, 't zien opschieten van den boel! lederen dag een stapje verder. Wat is dat heerlijk! Natuurlijk gaat niet alles van een leien dakje. Zoo is 't b.v. een tegenslag, dat de matten in de hoerenkamer al liggen en de loodgieter maar plomp weg verklaart, dat hij een buis van de waterleiding juist door dien grond moet leggen. Hendrikje, de werkvrouw, en ik kijken elkaar aan. Hebben we daar nu zoo voor geploeterd, dat er weer mannen zullen komen, die meedoogenloos onze heele scboone kamer in een mesthoop gaan herscheppen? Maar de buis ligt en de mat ligt ock weer en ik zit even in een van die gezellige boerenleunstoelen met de kleurige kussers van stramien, uit te blazen van een werk-roes van 's morgens half zeven tot nu klok- i slag vier, met een lekker kopje thee en een van de ,j knapperende koekjes, die een goede geest me bracht. Goeie hemel, wat is 't mooi buiten, zucht ik. -j Want als een schilderij ligt daar voor me, in de prachtigste tinten die u zich kunt denken, de tuin in herfsttooi. Zoo mooi, zoo rijk, zoo smartelijk toch ook, die half vergane pracht! De eenden liggen onbewegelijk in het vijvertje. Als stille, witte zwanen zijn ze. Heele fijne vogel-geluidjes dringen door de halve open deur. 't Is midden October! de kachel brandt zachtkens, alle deuren en ramen staan open. De pergola's vuurrood nu, want de ranken van de wilde wingerd omslingeren die geheel. Overal bloeien de zacht-lila herfstseringen en de dahlia's in alle tinten. Hoe rijk, hoe warm! „Mevrouw, de soep kookt over!" Ik ren naar de keuken, Is 't niet wreed, dat je op zóó'n dag moet koken, werken Pallieter zou er den brui aan hebben gegeven en op zóó'n dag het leven ingedronken hebben met volle teugen. Maar deze kostelijke levenskunstenaar had Char lotte, die voor den pot zorgde en Hendrikje kan niet ikoken! i We hebben nu in alle kamers van het huis gewoond. Telkers als we net heelemaal ingeburgerd waren, wer den we verjaagd omdat dan weer die kamer in orde gebracht moest worden. Dan trokken we er met leedwezen uit. Want met ,een paar lappen een tinnen vaas met dahlia's of een ,gemberpot vol van die heerlijke, oranjekleurige lam pionnetjes en een troep kussens, maak je een kamer van een knussigheid, dat 't zeer doet die te verlaten. Het a.s. mevrouwtje wist wel wat ze deed, toen ze Vervolg op bladz. 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 7