ZEER OUDE GHENEVER
18
ONS ZEELAND
de twee jongens opgenomen; ik heb hun alles geleerd;
vier jaar geleden stierven ze van honger, nu hebben
ze een kostwinning en een heel goede. En ik pas
op mijn vrouw zoo goed als wie ook. maar de
kerel
Mijn reus was niet welsprekend, en het heele geval
leek mij vergezocht, onzinnig en onbelangrijk. Ver
beeld je, dat een medisch student naar den hoofdcom
missaris van politie zou wandelen, en de vervanging
van een inspecteur vragen om dat deze niet goea ge
zien was bij den baas van een turnspelletjeHet
was te dwaas. Ik antwoordde in dien zin.
Natuurlijk, zei de reus norsch, voor ons is er
geen recht.
Dat was nog dwazer. Het lag trouwens geheel in
de lijn van de bekrompen menschen, half buiten de
maatschappij, om van ,,geen recht" te spreken, zoo
dra iemand zulk een ongemotiveerden stap, die zeer
zeker tot niets leiden zou, niet voor hen wou wagen.
Maar daar was natuurlijk geen redeneeren tegen, en
ik probeerde dat ook niet; ik praatte nog wat over het
weer, kreeg weinig antwoord en nam afscheid.
's Avonds liep ik het spelletje eens binnen. De ge
wone kunsten werden vertoond: het eene liep beter
dan het andere; mijn indruk was, dat er iets zenuw
achtigs over de geheele vertooning lag. De broers had
den gezweefd en gebuiteld; de vrouw kwam op; ze
moest over een brug draaien, allerlei bewegingen ma
ken van stijgende moeielijkheid. Verbeelde ik het mij,
of was het zoo? Toen ze door het roode gordijn bin
nenkwam, scheen het mij alsof ze zoekend het kleine
zaaltje rondkeek, en haar oogen met zekere bevredi
ging, met een heel snel onderdrukten glimlach rustten
op den hoek waar ik zat. Voor mij kon dat niet zijn;
er was geen aanleiding toe; ze had me eigenlijk in
al die acht dagen niet aangekeken. Ik zocht; schuin
achter mij stond, tegen de balustrade geleund, de on
derinspecteur van politie. Het was een van die onuit
staanbaar triomfantelijke mannen, zoo als men ze onder
de gewezen wachtmeesters, de veldwachters, de por
tiers en bodes van ministeriën vindt, juist die men
schen die om hun uiterlijk een baantje krijgen; vulgair
en mooi, forsch, gladgeschoren, met overwinnende snor
en witte tanden en lachende oogen, en tegenover de
vrouwen een glimlach, die zeker is van zijn effect, ge
biedend en vleiend en zinnelijk; hals en borst en schou
ders onberispelijk omhuld in hun correct aansluitend
costuum. Hij draaide aan zijn snor; ik zag de vrouw
glimlachen; ik was nu overtuigd, dat mijn arme witte
reus, met al het marmer van zijn athletenlichaam,
reden had om jaloersch te zijn. Toch zou, wanneer
hij op zijn hoede was, en daar had hij alle gelegen
heid toe, over een week het gevaar voorbij zijn; het
bleef dus dwaas, dat hij zich iets voorstelde van het
vervangen van den onderinspecteur en mij daartoe aan
't werk wou zetten.
De kunstverrichtingen werden voortgezet; voor mij
die in gedachte meespeelde, was er iets onweerachtigs
in de lucht; maar de vertooning liep zonder inciden
ten af. Op het eind gaven zich een paar onschadelijke
amateurs op om te worstelen; zij werden door den
saaien reus zachtjes en behoedzaam met de schouder
bladen op den grond gelegd; de onderinspecteur ver
dween met het publiek, en het gezelschap zocht den
woonwagen weer op.
OoST-lNDISCHE-CoMPAGNrE
O I O
Dese zïVfrOude Ghenever is van svdanigheen
hoedanigheyd,al.s by tyden der Oost-Indiscke-
CampagnienaMederlandtsIndienghelevertwiert:
zynde dezelve zeer Ou t en wel-beleghe/i ende
gestuukt uit het beste iCovrn en ander Graen
Deszejfs Gheur ende Smaeck zyn rmgeeyenaert.
ybvrnaemaekselen zymen ghewaerschouwei!
DISTILLEERDERS" en likeurstokery
„DE KORENAER." SCHIEDAM <hou,and)
ZEER OUDE GHENEVER „O. I. C."
Onze Oude Ghenever is een op zeer bijzondere wijze toe
bereide soort. De zorgvuldige samenstelling van herhaaldelijk
gedistilleerde, fijnste grondstoffen geven na herhaalde zuivering
en langen tijd van rust in onze grondvaten een belegen eind
product, wat de Engelschen noemen "A well matured Hollands
Geneva of the finest quality". Het our-oude recept, aan de
hand waarvan wij onzen Ouden Ghenever distilleeren, dag-
teekent van het midden der 17e eeuw, de dagen der Oost-
Indische Compagnie.
Het is de drank, welke onze voorvaderen dronken 1
Distilleerderij en Likeurstokerij „DE KORENAER", SCHIEDAM"
SCHIE 38-40-46
Vertegenwoordiger voor Zeeland Corns. J. Knijf, Roosendaal.
Toch taquineerde mij het denkbeeld. Het was een
feit dat het blonde wijf eerst gezocht en toen geluk
zalig geglimlacht had; het was een feit dat er iets on
weerachtigs trilde in de atmosfeer van de tent.
Ik kon niet nalaten, het was slecht voor mijn
werk, maar ik hield er toch mijn gedachten niet bij,
er den volgenden avond weer heen te gaan. Het
was op een Zaterdag; de tent was stampvol, de meeste
menschen gaan dicht bij den ingang zitten, voor de
veiligheid of uit verlangen naar wat frissche lucht; er
bleef voor mij, toen ik wat laat kwam, alleen een
plaats over aan de andere zijde, ver van den ingang
en ver van het tooneel.
Ik had des te beter gelegenheid om alles te overzien.
Het programma, steeds hetzelfde, ontrolde zich; de
jongens buitelden en hieven zware gewichten op,
schoon niet zoo zwaar als er op geschilderd stond;
de reus droeg hen op de schouders. De vrouw ver
scheen. Weer keek zij zoekend rond, vergeefs, dat wist
ik al, want ik had ook rondgekeken; de fraaie wacht
meester was er niet. Zij was teleurgesteld, maar be
gon berustend aan haar taak, liet met zich gooien,
maakte saltomortales in de volmaaktste orde. De eene
toer volgde op de andere, nu twee, dan drie, dan vier
personen in allee combinatiën; toen zij rust had om
uit te hijgen, keek zij in de zaal.
Maar de man ook. Of hij den vorigen avond meer
opgemerkt had dan anders, of het alleen zijn angstige
jaloezie was, hij loerde en spiedde onafgebroken, ver
geefs, even als zij en ik.
Het programma ging verder. De vrouw klom op de
trapéze aan den eenen kant van het tooneel, en bracht