DAG m Molens in het land. 10 ONS ZEELAND was, daarvan was ze zeker. En in gedachte somde ze op, wie van de vele mannen, die Mily's huis fre quenteerden, de man van de vorstelijke bloemenhulde zou kunnen zijn. Maar Mily, de mand met teedere zorg een mooi plaatsje in de kamer gevend, zei met even gevoileerde stem „Van Ree. Innig lief van haar." En Peggy, met een warmen blik in haar oogen „Ree vergeet niet, hoe innig lief jij voor haar bent, hoeveel je haar geeft van je tijd." „Arme, zieke Ree." Weer was even het gevoileerde in Mily's anders zoo heldere stem. „Kon ik haar maar nog meer van m'n tijd geven." „Er zijn er, die minder luxe om zich heen hebben en minder vertroeteld worden en die even ziek zijn als Ree," zei scherp de doktersvrouw. Genoemde Ree was geen patiënt van haar man. „Wat heb je dan toch een schoone taak Peggy liet zich de petit fours wonderwel smaken, „Al die minder goed bedeelden trouw te bezoeken lijkt me een heerlijke roeping voor een doktersvrouw." Iedereen wist dat mevrouw dokter verre van mild dadig was, maar Peggy's woorden schenen zoo on schuldig van haar lippen te glijden. De meeste vrouwkes hadden een binnenpretje. Mevrouw dokter broeide. En weer staken haar blikken op Peggy's gezond kleurtje. Een derde petit four bracht deze juist in de stem- mmg, die noodig was om het vinnige doktersvrouwtje te ontwapenen èn te ergeren. „Lieve Madeleine", zei ze en ze draaide haar stoel zoo, dat het licht schel op haar gelaat viel. „Je ver onderstelling is juist. Een tikje rouge en een ideetje zwart Juist genoeg om menschen, die minder scherp zien dan jij, te laten gelooven dat ik er bizonder flo rissant uitzie Er was even een kleine beroering onder het troepje vrouwen. Mevrouw dokter schoof opzij, of ze in de buurt van een melaatsche zat. Diep in haar hart was een gevoel van haat voor het brutale wezen, dat haar doorzien had en daarbij nog den treurigen moed had te be kennen, dat ze zich opmaakte. „Goed gedaan, hé zei Peggy, haar expressieven kop naar hen toe buigend. Ik kan 't niet hebben, dat half meêlijdende èn insinueerende „Wat zie jij er den laatsten tijd slecht uit, ben je moe of voel je je niet prettig Ik kan je verzekeren, dat ik er mat en een tikje fanée uitzie. lederen morgen zegt m'n spiegel het me. Het dan nog in alle oogen te lezen, is me te machtig. Wie me er om veracht. je m'en fiche Er werd achteraf geroddeld, maar er werd ook be wonderd om den durf en zij die dieper voelden be grepen. E. B. B. Tot den zoo veelvuldig geminachten „grooten hoop" behoort gewoonlijk één meer, dan ieder gelooft. Het karakter zit niet in 't verstand, maar in 't hart. Hoog in den wind, en de romp gebeiteld in 't levend kristal van de luchten. De wieken gespannen in hevigen drift, om het telkens elkander ontvluchten en malen, en malen, en malen met vroolijken vleugelslag de karren leeg, de zakken vol, den lieven, langen dag.... De molens, de molens, de vroolijke molens slaan wild in de lucht hun onstuimigen slag verjagen de wolken en splijten de winden, betoov'ren het land met hun zonnigen lach en malen, en malen, en malen met vroolijken vleugelslag de karren leeg, de zakken vol, den lieven, langen dag. ZELANDUS 2 November. Wat weer een toestand in Roeme nië. Ze hebben Amerika wel eens beklaagd, omdat het zijn monarchale lusten allen kon bevredigen met nachtvorsten, winterkoninkjes en princesse-boonen, maar in zoo'n heusch koninkrijk is het toch ook niet alles. Waarom nemen ze ook niet gauw dien armen prins Carol tot zich, om hem te bekleeden met her melijn en de verdere uitrustingstukken, die het hem mogelijk maken, om ten jovialen groet, met den scep ter tegen zijn kroon te tikken. Ik weet wel, dat hij zich eerst minachtend over zijn recht tot opvolging heeft uitgelaten, maar dat was jeugdige onbezonnen heid de ondervinding leerde hem, dat men tenslotte nog beter op 'n harden koningstroon, dan op zwart zaad kan zitten. Menig land zou er naar likkebaarden om een volwassen kroonprins te hebben. Napoleon zelfs joeg er zijn goede Josephine voor weg en Roe menië doet er nu zoo slordig mee. Waarlijk onver antwoordelijk Temeer wanneer men bedenkt, dat de bevolking van Roemenië, ja die van geheel de aarde, zulke ontzaggelijke verplichtingen aan hem heeft op het gebied van algemeene ontwikkeling. Vroeger vond men honderden versuften, die van den prins geen kwaad wisten. en kom nu ereis Notaris Potnat, die zich zoo erg voelt, heeft, naar mijn barbier vertelde, gister 'n lichte beroerte gehad. Hij had een telefonisch gesprek met een ondergeschikte gevoerd en hoorde later, dat deze onverlaat daarbij zijn pet opgehouden heeft. 3 November. Van Breeduitstra vernomen, dat gister in het centrum des lands een generaal is ge storven, in den leeftijd van slechts 70 jaren. De bond van oud-officieren vermoedt dat er misdaad in het spel is, daar het nog nimmer in Nederland voorviel, dat een gepensionneerd officier, beneden de negentig overleed; Vervolg op bladz. 12

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 10