MAISON CODI GROOTE SORTEERING MIDDAG- EN AVONDJAPONNEN TEVENS ZEER ELEGANTE WOLLEN DEUX-PIECES IN DIVERSE KLEUREN 16 ONS ZEELAND negotie, allerlei volk, kloeke kweekers, in gulle uit- gaansbui met d'r breedgeschouderde vrouwen en pron kerige dochters bij zich; al grijze slopjeswijfjes, die gluurden met oogjes half toegenepen van zóó zalige belustheid op Japie z'n gesnuister; slungelige, bruut anderen opzij duwende en daarom geniepig grinne- kende kerels; opvallende meiden in gretig vingerge- graai betastend en bewonderend, en die je heel scherp in de gaten moest houen, wist Japie. Want, was-t-er warachies onderlaas nog zoo een gewees', die had plaksel an d'r gauwe poote! Had se me daar 'n koralen armband plus een snoer wille weg- moffele. Doch Japie was niet fan gistre', stong niet voor niksniemendal fierendertig jare, meneer! Had hei geseid Juffie, dat komp same persies op faiftig sjente!.... Was-t-ie as de weerlich betaald geworre! De markt roezemoesde voort, staag, gerekt, mono toon. Bij korte tusschenpoozen, naar her en der schoot af op de schuifelende, wringende en kletsende markt- gangers, het aanprijzend gekrijsch der venterswijven, die zwaar en fel stonden in het wit gelicht van gloei ende lampen, de vette handen martiaal op de heupen. Soms, vlak langsheen den intens-grauw schaduwen den opstand der gebouwen gonsde onder driftig ge- tjengel 'n tram, huilde er claxongegier. Mot je bai Japie wese!bai Japie! Stokdoof voor gansch 't zoevende gerucht rondom hem stond Japie achter z'n schragen extatisch te gil len en te gesticuleeren. Er flikkerden groene hartstochtvlammetjes in 't grijs van z'n oogen, die wentelden in de diep-liggende kas sen lijk dolle wieltjes en alstware magnetiseerend vast hielden aan de grage handen van wie woelden mid den z'n waar. Koortsig beefde hem 't bloed door 't lijf, sprong 't heet naar zijn bonzende slapen, 'n Soort van dron kenschap, die hij goddelijk-plezierig vond, bezette hem. Kwartjes, kwartjes, altijd meer en meer kwartjes mos-t-ie hebbe!. Je kon ze zoo lekker koestere as je ze uittelde, de beessies. Gosse-gosse!, wat 'n lol gaf dat, die sulvere dingetjes-van-tingeling te potte... te potte me liefe man!. Suuretjes flessche vol had ie d'r fan staan, Japie! Allemachies, wat 'n lol!. Ie mos toch fain lache om Levi, Lange Levi, die naas hèm stong, enne soo goed as niks verpatste!. Levi had auk kaupies. nah, nah. Maar alle kaupies benne nog geen kau pies!. Fan hèm, dat wazze kaupies!. Dezelfde spulle, welke Levi ferkocht foor faifendertig sjente, had Japie te versjachere om 'n kwartje! 'n Vreemde dwang drong Japie, even en tersluiks, 'n blik te werpen op Levi. Hij schrok, zag dat de vent hem gasloeg. Iets naars, iets kils rilde hem ineens langs de rug. Zooals Levi nu daar stond met achter zich op 't gelige tentdoek z'n grillige, dwaze schaduw de taaie armen over de borst gekruist, haat in zijn koolzwarte lampen, haat om zijn hevig toegenepen mond, voelde Jopie, moest hij allang gestaan hebben. 'n Ondeelbaar moment troffen hun blikken elkander. Angst beving Jopie. Het docht hem, dat Levi thans op hem toespringen zou, 'n eind te maken aan Jopie z'n negotie, hem, zwij gend, te beuken, te bonken op z'n arme hoofd, te mo- LANGE DELFT B 125 MIDDELBURG Tel. 559 keren op z'n zwakke schoudertjes, zóó, dat hij dr ineenen van krepeerde. En hij zou zich niet kunnen verweren, och-arme!, subiet voor oudvuil liggen. Gejank van ergens 'n getraplen hond, dicht in de buurt, bracht Jopie deels tot de werkelijkheid terug. Met 'n moeilijken ruk keerde hij zich af van Levi's suggereerende gestalte 'n Pijnlijk verwrongen trek lag ingebeten om Jopie z'n mondhoeken, en hij bibberde, en keek verwil derd 'n Ongeduldig geworden vrouwtje, ver over-rekkend, trok hem bij de mouw: asseblief, koopman, ik wil datte. .Wel alledaar stong ie nou al 'n k'rtier in malkaar te krimpe foor die lamme Levi...., die om- mers toch niks doen zou. Wat söu-d-ie?. Mos de fent auk maar beter uit s'n doppe sien. dan kon-t-ie best met sijn konkereere. Sake benne non eenmaal sake!.... Stommert, stommert was-t-ie, bang te wese foor die fent, stommert!. Jopie trachtte zichzelf te kalmeeren door rustige redenatie van z'n hersens. Hij deed z'n uiterste best weder gewoon te doen en 't volk zijn aanprijzingen toe te roepen met d'oude stem. Maar 't lukte niet, hij won de macht niet zich los te maken van die be klemmende vrees voor Levi. En nü, voor het eerst na véle jaren, drong 't markttumult weer duidelijk tot hem door, onderscheidde hij ieder geluid apart, hoorde hij vóór en achter zich het electrische gonsvlagen der trams langs de huizen; daarna het eentonig ruischend, ruischend geschuifel van voeten, eindeloos, einde loos. .Oh-oh!, die Levie stong daar netuurlijk nog al tijdzou 'm meschien toch anvliege, kapot make. Ie zou dan sijn kwartjes nooit meer kunne koestere, se streele, lief streele. En d-ie wou maar dat 't afgeloope was met de mart, en dat ie veilig thuissat bai s'n suurtjesflessche. Vanavond nog sou-d-ie se uitstelle, allegaar uitstel- Ie.... Oh!.... Enkel nog werktuigelijk handelde Jopie, reikte z'n klanten de gevraagde spullen, ontving z'n kwartjes. Elk oogenblik verwachtte hij 'n geweldige vuist, die hem, Jopie, neervellen zou als 'n stumperig beest - onafwendbaar Jopie loosde 'n zucht van verlichting als hij merkte, hoe de meeste kramers reeds aanvang maakten met pakken. Eindelijk tienen!

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 16