ONS ZEELAND
11
DE MINUUT, DIE EEN JAAR SCHIJNT TE DUREN.
Toen ze op 't midden van den rijweg gekomen waren, dacht Norma, dat ze een stuiver
zag ïggen, Albert wilde weten of het een brandweerman was, die op dat dak stond
llet z n teddybeertje vallen en Moeder riep „Je kan beter terugkomen, daar heb
je 'n auto
Doch direct daarop bedacht hijhoe mo k thuis-
rake!.... Levi was in staat hem zoo dalik den kop
in te meppen. Zou Levi den boel al ruimen?.
Japie dierf niet kijken, nauwelijks luisteren. 't
Beste was maar, vond hij, te wachten tot Levi d'r van
door trok.
....Gelukkig!, dat mos Levi zijn, dat was Levi!
Hoor m es kwaadaardig s'n planken wegkwakken!.
En nog één, en nog. Sou-d-ie wat tege hèm, Japie
zegge eer-t-ie ging?As-t-ie in gosnaam toch maar
niks see...., as-t-ie nou maar.... Heere!, gelukkig!,
daar gong-ie al!. Ja, 't was hem, die gong. Zou
hij gauw make dat-t-ie thuiskwam!'t Was hèm
toch, Levi?. Hoor, s'n wage ree ginter al.
Schichtig scharrelde Japie z'n rommeltje bij el
kaar. Ie wou wel, dat ie al warm thuis zat....,
t sou n heele gerustigheid gefe. Nóóit meer naar
die Levi zijn standplaas! ....S'n flessche sou ie
strakkies secuur verberge niet in die ouwe kas meer,
nee, diep in de kelder soue se.... Sóó, nou het
seil nog ofer de wage. Soo. Gos, wat douwde
die kar weer swaar!.
Donker, tevens klein achter den hoog-op geladen
wagen, duwde Jopie het donkerende ding de lange
gracht af. Hij liep in instinctief uitwijken voor bellende
fietsers of foeterende bussen, de magere borst hard ge
perst aan 't dwarsche handsvat en ver gebogen den
spichtigen kop om zoo n lijdelijke inspanning.
En harder, harder wou hij voort!
Er hong iets groots en zwarts in de lucht, docht
hem, iets verschrikkelijks, dat in onmiddellijk verband
staan moest met Levi, en dat naderkwam, steeds nader
en nader, teneinde hem, het schamele Jopie, te ver
pletteren.
.Oh, thuis te wese, thuis!
Aan t einde van de gracht gekomen sprong Jopie
eensklaps met 'n heesche gil opzijGotte, daar
was dat onvermijdelijke! Levi!.... gotte....! Maar
niets gebeurde, en niets was er gebeurd dan dat onver
schillig stuk kramer vanaf 'n tamelijk afstandje z'n
plank en schragen neerplofte op 'n leegen wagen.
Luid-op in de lucht schoksloeg de slag.
Japie klappertandde alsof hij koorts hadHet