Huis aan het strand Iets over de Zeeuwsche dialecten 4 ONS 7FFT AND Huis van het eenzame strand, in mijn hart is geklonken de vreê En de rust van je stuttende muren, asyl voor de stormen uit zee. Je kamers zijn donker en laag, je dak is vervallen en grauw, Maar je hart klopt onstuimig en warm, slaat wild in je stevigen bouw. De zon brandt leeg op je dak, schommelt lang als een kaars in den wind, In je ruiten weerspiegelt haar gloed, als de droom in het oog van een kind. Hoog en ijl is de zang van de zee, en de wind zingt een oeroude wijs, Je kromt trotsch als de wachter van 't land, en de tijd aan je muren wordt grijs. De tijd is een ziekte, een sleepende kwaal, waarin alles kleurloos verbloeit, Maar jij bent de kracht van zijn greep, in het wachten als eeuwen ontgroeid. Huis van het eenzame strand, de molens zenden j' een groet, Omdat je zoo hecht bent en sterk, zoo trouw en zoo nameloos goed. ZELANDUS. door J. P. PAULUSSE. Het eigenaardige taalmonument, dat ik gemakshalve met den verzamelnaam „Zeeuwsch" zal aanduiden, en waar voorzoover mij bekend, wetenschappelijk nog weinig aan „gedaan" is, staat op het punt te verbrok kelen tot een taairuïne, om tenslotte te verdwijnen. Evenals de verschillende Zeeuwsche kleederkrachten en allerlei oude gebruiken, is ook het Zeeuwsch ten doode opgeschreven. Wanneer ik dus ga schrijven over de Zeeuwsche dialecten, dan is het niet mijn bedoeling om „veur de tonen dezer schoone een lans te breken", doch alleen om te wijzen op de wetenschappelijke waarde, die de studie van het Zeeuwsch heeft, om op te wekken tot registratie van het weinige, dat ons nog rest. Bij de studie van het Zeeuwsch stuiten we al direct op een groote moeilijkheid: wij missen een litteratuur en moeten dus afgaan op het gesproken woord, 't Be hoeft wel geen betoog, dat hierbij de uiterste voorzich tigheid is geboden en dat men door nauwkeurige ver gelijking moet trachten 't gevaar van foutief generali seeren te omzeilen. De uitspraak van 't Zeeuwsch toch is zóó, dat het gevaar van verkeerd waarnemen den Dr. Staverman, te Vlissingen, verrichtte dezer dagen zijn 10.000ste operatie. Gedurende zijn verblijf in Zeeland heeft deze kundige operateur velen aan zich verplicht en daarom hier zijn portret, onderzoeker voortdurend bedreigt. De Zeeuw articu leert nog minder dan de gemiddelde Nederlander, wat ook één van de oorzaken is, dat een Hollander van 't Zeeuwsch ongeveer even weinig begrijpt als van 't Friesch. Wat dunkt u bijvoorbeeld van 't volgende: oeneerzummenemierèn" Een niet-Zeeuw zal deze rebus vermoedelijk voor „Boegineesch" of iets dergelijks houden en, als men hem uitlegt, dat dit Zeeuwsch is, niet weinig gesterkt worden in de idee, dat de dialecten niets anders zijn dan meer of mindere grappige verbasteringen van het Nederlandsch. Dit brengt me een gesprek te binnen, dat ik onlangs in de tram hoorde, en dat gevoerd werd tusschen twee dames uit Holland: „En dat Zeeuwsch is zoo heelemaal een apart taaltje." „O ja?" „Ja, wat denk je wel dat „suiker" in het Zeeuwsch is „Nou „Suker „Tjee hoe leuk." Maar om nu terug te komen op onze rebus. Wan neer ik aan deze hetzelfde recht doe wedervaren als aan het gesproken Nederlandsch, dan staat er: 'oeneer zummen 'em 'ier ên", hetwelk beteekent: wanneer zullen we hem hier hebben. 'Oeneer of hoeneer is niets anders dan het Middel- Nederlandsch hoeneer en dus geen verbastering op ver knoeiing, maar een rest van die taal, welke tusschen 1200 en 1500 een schitterende letterkunde heeft gehad. Andere voorbeelden van vermoedelijk Middel- Nederlandschen oorsprong zijn:

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 4